Advies

Tussentijdse evaluaties Kunstenplan 2013-2016

Op 7 juli 2015 heeft de Amsterdamse Kunstraad de adviezen Tussentijdse evaluatie Kunstenplan 2013-2016 aangeboden aan Wethouder Ollongren en aan de raadsleden van de Commissie Jeugd en Cultuur.

Tijdens het vaststellen van het Kunstenplan 2013-2016 in de gemeenteraad in november 2012 is besloten dat vijftien organisaties een tussentijdse evaluatie zouden krijgen. In een aantal gevallen adviseerde de kunstraad om een organisatie halverwege het kunstenplan te evalueren op zijn prestaties, in andere gevallen werd een evaluatie toegekend op verzoek van de gemeenteraad.

Het gaat om Amsterdam Roots Festival, de Appel arts centre, Aslan Muziekcentrum, Bijlmer Parktheater, Dansmakers Amsterdam, Imagine IC, Kulsan, Leerorkest, Marmoucha, Muziekschool Amsterdam, Paradiso Melkweg Productiehuis, Stedelijk Museum Amsterdam, STEIM, Tolhuistuin en Vondelpark Openluchttheater.

De tussentijdse evaluaties zijn uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad in samenwerking met Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam. De kunstraad onderzocht de artistieke prestaties van de organisaties in 2013 en 2014. Kunst en Cultuur monitorde de vijftien te evalueren kunstenplaninstellingen op zakelijk niveau. Voor elke organisatie zijn tijdens het vaststellen van het kunstenplan in de gemeenteraad in 2012 specifieke evaluatiepunten geformuleerd.

In dertien gevallen concluderen de Amsterdamse Kunstraad en Kunst en Cultuur dat de evaluatie geen aanleiding geeft tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan. In twee gevallen, bij het Amsterdam Roots Festival en Kulsan, zijn er twijfels ten aanzien van de continuïteit binnen het huidige kunstenplan.

pdf

Amsterdam Roots Festival

Inleiding

Na de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat het Amsterdam Roots Festival (Roots) tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op het publieksbereik en de bezoekersaantallen van het Amsterdam Roots Festival in verband met de ingevoerde entreeheffing.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

Het Roots Open Air festival is de kernactiviteit van het Amsterdam Roots Festival, sinds 1998 in het Oosterpark. Er hebben de afgelopen jaren enkele belangrijke wijzigingen in de opzet van dit Roots Open Air festival plaatsgevonden, zoals het gebruik van alternatieve locaties vanwege de renovatie van het Oosterpark (Kop van Java in 2014, Park Frankendael in 2015) en de toepassing van een entreeheffing in 2013 en 2014. De kunstraad constateert dat deze wijzigingen het festival de afgelopen jaren geen goed hebben gedaan, en onder meer hebben geleid tot een forse terugloop in de publieksbelangstelling. Waar de kunstraad in 2012 de instelling nog prees om zijn rijkgeschakeerde publiek, lijkt het festival in 2013 en 2014 een minder divers publiek te hebben getrokken.

 

Roots is zelf ook niet gelukkig met de behaalde resultaten, en heeft daarom besloten dat Roots Open Air vanaf 2015 weer gratis toegankelijk zal zijn. In 2016 hoopt het festival te kunnen terugkeren naar het Oosterpark. Roots verwacht de eigen inkomsten te kunnen laten groeien door een gewijzigde aanpak van de horeca-exploitatie tijdens het festival. De kunstraad hoopt dat deze aanpassingen inderdaad zullen leiden tot een terugkeer naar de publieksaantallen en -samenstelling zoals het festival die voor 2013 wist te trekken, en dat de gewijzigde (ambitieuze) horeca-strategie de verwachte inkomsten zal opleveren.

 

Dat Roots een breed publiek wil bereiken is te prijzen. De kunstraad zet echter enkele vraagtekens bij de huidige publieksstrategie en is van mening dat zo’n breed publiek het best bereikt kan worden door een gedifferentieerde publieksbenadering, met een specifieke aanpak voor specifieke publieksgroepen. Mogelijk komt een dergelijke gedifferentieerde promotieaanpak beter tot uiting in de in 2015 aangepaste publiciteitskoers, die zich meer op free publicity en social media richt. In de ogen van de kunstraad is het voor Roots zaak om zich scherper te profileren, om te voorkomen te worden gemarginaliseerd in de toenemende concurrentie van het veranderende festivallandschap, waarbij ook vrijetijdsactiviteiten buiten het culturele spectrum om publieksaandacht vragen.

 

De samenwerking met reguliere podia via het Roots Indoor programma vervult een aanvullende publicitaire rol als teaser voor het Open Air festivalprogramma. Deze samenwerking zou wat de kunstraad betreft meer nadruk mogen krijgen en kunnen worden uitgebreid, om zo de zichtbaarheid van Roots gedurende het hele jaar te versterken.
Binnen het wereldmuziekaanbod op de Amsterdamse podia vindt de kunstraad het relevant dat Roots een eigen profiel heeft. De kunstraad denkt dat de artistieke strategie sterker over komt wanneer Roots meer inhoudelijke
samenhang binnen het jaarlijkse festivalprogramma aanbrengt of gebruik maakt van een thematische opzet, zodat het festival meer herkenbaar wordt.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

De programmering van het Amsterdam Roots Festival kenmerkt zich door een pluriform aanbod: wereldmuziek, modern, urban en roots. Meer dan 50% van het publiek was jonger dan 40 jaar, voor een groot deel niet-westers, hoog- en laag opgeleid en woonachtig in de brede stad (Oost, West en Centrum). Er wordt met veel partners in de stad samengewerkt (Bimhuis, Paradiso, Melkweg, North Sea Jazz Club en de Tolhuistuin).

 

De prestaties zijn in 2013 en 2014 niet gehaald, zowel wat betreft het aantal activiteiten als bezoekers. De bezoekersaantallen zijn van 2013 op 2014 nog verder afgenomen: het aantal bezoekers in 2014 was 4600 tegenover 9000 in 2013. Als reden geeft het festival op de kleinere locatie (Java-eiland), de hogere entreegelden en de slechte weersomstandigheden.

 

De financiële positie van het Amsterdam Roots Festival is slecht: hoewel de editie 2013 nagenoeg quitte speelde, is de editie 2014 verliesgevend afgesloten. Alle financiële buffers zijn ingezet om het verlies 2014 te dekken en het eigen vermogen van de stichting is nu negatief. De oorzaak van het verlies zit vooral in de tegenvallende bezoekersaantallen: het aantal bezoekers in 2014 was slechts 47% van het aantal bezoekers in 2013. Op verzoek van Kunst en Cultuur heeft de organisatie een herstelplan ingediend bij Kunst en Cultuur waarin diverse aanpassingen in het verdienmodel en de bedrijfsvoering worden aangekondigd: de editie 2015 wordt kleinschaliger, de locatie Java-eiland wordt verlaten, het festival wordt weer gratis (in Frankendael in 2015 en in 2016 wenst de organisatie weer terug te keren in het Oosterpark). Hoewel er op basis van het herstelplan voldoende vertrouwen is dat de organisatie in 2015 en 2016 tot een positief exploitatieresultaat kan komen, is de financiële positie dermate zorgelijk dat de monitoring van de organisatie door Kunst en Cultuur in het vervolg elk kwartaal zal plaatsvinden.

Conclusie

De Amsterdamse Kunstraad is van mening dat de instelling met de huidige financiële middelen niet verder kan en adviseert derhalve aan het gemeentebestuur de subsidie aan te vullen dan wel te beëindigen. De kunstraad is wel positief over de terugkeer van Roots naar een gratis toegankelijk festival. De komende twee edities zullen moeten uitwijzen of het publiek het festival weer weet te vinden. Wel vindt de kunstraad dat Roots zich scherper moet profileren.

 

Kunst en Cultuur concludeert dat de prestatieafspraken in 2013 en 2014 niet behaald zijn. Vanwege de zorgen over de financiële positie en de solvabiliteit van het Amsterdam Roots Festival zal de monitoring van de organisatie door Kunst en Cultuur elk kwartaal plaatsvinden. Direct na de editie 2015 vindt een gesprek over de toekomst plaats.

de Appel Arts Centre

Inleiding

Na de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat de Appel arts centre tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de uitvoering van de educatietaak en het publieksbereik van de Appel.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

Als presentatieruimte organiseert de Appel jaarlijks circa zes exposities en leidt daarnaast als onderdeel van het kenniscentrum curatoren en galleristen op. De kunstraad constateert dat de Appel grote vooruitgang heeft geboekt op het gebied van informatievoorziening en publieksbegeleiding. Het publieksboekje en de begeleidende teksten zijn toegankelijker dan een paar jaar geleden, zonder aan inhoud te hebben ingeboet. Ook de vernieuwde website en de nieuwsbrief dragen bij aan de verbeterde ontsluiting van de tentoonstellingen en activiteiten.

 

Door de verminderde subsidie-inkomsten zag de Appel zich genoodzaakt om de educatietaak op freelancebasis uit te laten voeren. De Zondagsschoollezingen en de rondleidingen zijn van hoge kwaliteit en professioneel georganiseerd. De kunstraad prijst de inventieve samenwerking met de Oude Kerk. Gezamenlijk bieden deze twee instellingen het educatieprogramma ART-ViSiT aan voor het basis- en voortgezet onderwijs (gefinancierd buiten het kunstenplan om). Met Witte de With in Rotterdam ontwikkelde de Appel een spoedcursus hedendaagse kunst Kunst Nu, dat in 2015 een vervolg krijgt en ook in België wordt opgestart.

 

De organisatie heeft met het Curatorial Programme en het Gallerist Programme een internationaal netwerk opgebouwd van voormalig deelnemers en tutoren. De kunstraad ziet echter weinig samenhang tussen deze programma’s en het tentoonstellingsprogramma van de Appel, hierin ligt een potentieel dat vertaald zou kunnen worden naar het publiek. De kunstraad is ervan overtuigd dat er een groter publiek geïnteresseerd is in het internationale netwerk van de Appel en de activiteiten die zich op het grensvlak tussen het Curatorial Programme en het publieksprogramma bevinden. Het zou een mogelijkheid kunnen zijn om de banden met de universiteiten aan te halen en het eigen artistieke profiel meer onder de aandacht te brengen bij geschikte doelgroepen. Tot slot zou het mooi zijn als het geplande combiticket met het Stedelijk Museum de komende jaren gerealiseerd wordt.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

De Appel arts centre heeft de afgelopen twee jaar meer tentoonstellingen en nevenactiviteiten georganiseerd dan in het kunstenplan was gepland. Ook zijn er meer bezoekers gekomen.

 

De Appel heeft actief naar verbreding van het publieksbereik gestreefd door deelname aan diverse Amsterdamse cultuurevenementen, zoals de Museumnacht en Amsterdam Art Weekend. Uit onderzoek is gebleken dat de achtergrond van de bezoekers op een aantal punten afwijkt ten opzichte van andere musea: jonger publiek, hoger opgeleid, zonder kinderen, veel museumkaarthouders. Van de bezoekers is bovendien 45% afkomstig uit Amsterdam, 20% uit de rest van Nederland en 35% uit het buitenland.

 

Op het gebied van talentontwikkeling draagt de Appel bij aan ‘excelleren’ met het kennisprogramma: het Curatorial Programme en het Gallerist Programme. Bij dit laatste programma vindt momenteel een heroriëntatie plaats. Op het gebied van cultuureducatie heeft de Appel samen met de Oude Kerk het educatieprogramma ART-ViSiT ontwikkeld, gericht op zowel primair als voortgezet onderwijs. Hiermee zijn 304 leerlingen op dertien scholen bereikt. In de aangepaste subsidieaanvraag in 2012 had de Appel aangegeven als gevolg van een lagere toekenning niet aan cultuureducatie te kunnen doen. De Appel heeft op het gebied van cultuureducatie dus meer gedaan dan aangegeven in aangepaste subsidieaanvraag.

 

De Appel had eind 2014 een goede liquiditeits- en solvabiliteitspositie. Dit geeft aan dat de organisatie voldoende buffers heeft om tegenvallers in de bedrijfsvoering op te vangen. In 2014 is een licht negatief exploitatieresultaat behaald maar hierop is geanticipeerd door de inzet van een bestemmingsreserve. Al met al staat de Appel er op het aspect van de bedrijfsvoering goed voor en is ook het perspectief voor de resterende looptijd van het huidige kunstenplan goed.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat de Appel arts centre meer educatieactiviteiten heeft georganiseerd dan aangekondigd en bovendien meer bezoekers heeft aangetrokken. De Amsterdamse Kunstraad stelt dat de publieksbenadering en de tentoonstellingsteksten verbeterd zijn en de educatieve activiteiten van kwaliteit zijn. Wel is de kunstraad van mening dat de Appel het eigen artistieke profiel onder de aandacht moet blijven brengen bij geschikte doelgroepen.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

Aslan Muziekcentrum

Inleiding

Bij de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat Aslan Muziekcentrum tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de uitwerking van de samenwerkingsdoelstellingen van de muziekeducatiefunctie, de wijze van aanbieden van muzieklessen, de kostenstructuur, de organisatorische vorm en de keuzemogelijkheid voor de scholen en de artistieke kwaliteit van het aanbod.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

Aanbod

 

Binnen de muziekeducatiefunctie biedt Aslan Muziekcentrum basisscholen muziekprojecten en een doorlopende leerlijn muziek voor groep 1 tot en met 8: de Muziek Talent Express (MTE). Deze leerlijn wordt aangeboden in twee varianten. De populairste variant van de MTE is die waarin een muziekdocent van Aslan 38 weken lang groep 1 tot en met 8 een half uur of drie kwartier per week muziekles geeft. Er is ook een versie van de MTE waarin de muziekdocent gedurende 26 weken de groepen 3, 4 en 5 een half uur per week muziekles geeft. Deze laatste versie wordt geheel gefinancierd middels het basispakket. Scholen die deelnemen aan het basispakket muziekeducatie worden geacht om één uur per week het vak muziek te onderwijzen. De groepsleerkracht zou dus een (aanvullend) deel van het muziekonderwijs moeten verzorgen om tot een uur muziekonderwijs in de week te komen. De kunstraad heeft geconstateerd dat het echter zeer de vraag is of dat in de praktijk gebeurt. De kunstraad is van mening dat muziekonderwijs pas goed ingebed wordt in de school als de school zelf medeverantwoordelijk is voor de leerlijn muziek en groepsleerkrachten een inhoudelijk aandeel hebben in de muziekles. Het zou daarom goed zijn als Aslan Muziekcentrum de groepsleerkrachten actiever bij het muziekonderwijs betrekt.

 

Aslan onderscheidt zich door de koppeling te maken tussen enerzijds muziek en rekenen en anderzijds muziek en taal. Er zijn twee methodes ontwikkeld: Op muziek kun je rekenen en Muziek is een taal. De methode Muziek is een taal wordt op zeven scholen gebruikt. Door de opzet van de MTE – de doelen staan vast, maar de inhoud van de leerlijn kan door de vakdocent muziek in samenspraak met de school worden vormgegeven – is Aslan Muziekcentrum in staat om in te gaan op de vraag van de school.

 

 

Talentontwikkeling

 

De kunstraad vindt dat Aslan goede stappen heeft gezet binnen de fasen van talentontwikkeling. Op elf scholen is het MTE-programma uitgebreid met een naschoolse talentgroep (koor, band of ensemble). Leerlingen worden daarnaast middels ‘talent gevonden’-kaartjes die ze van de vakdocent muziek ontvangen, gestimuleerd om hun talenten in het naschoolse en buitenschoolse verder te ontwikkelen. De kunstraad waardeert het dat Aslan Muziekcentrum op die manier de binnenschoolse muziekeducatie verbindt met de muzieklessen in de vrije tijd.

 

 

Bereik

 

Met de komst van het basispakket heeft Aslan Muziekcentrum de leerlijn MTE in diverse varianten kunnen uitbreiden van 16 naar 23 scholen. Aslan had zich ten doel gesteld om in de lopende kunstenplanperiode het bereik te vergroten naar 28 scholen, maar vanwege onvoldoende budget kan de organisatie niet verder groeien. Aslan muziekcentrum heeft vanuit het basispakket wel verzoeken van meer scholen ontvangen, die vervolgens zijn doorverwezen naar Muziekschool Amsterdam (MA).

 

Aslan Muziekcentrum bereikt in Amsterdam doelgroepen van diverse etnische en sociaaleconomische afkomst. De kunstraad vindt het prijzenswaardig dat Aslan Muziekcentrum de muzikale tradities van verschillende culturen verbindt middels initiatieven zoals het Klompenorkest dat Aslan in 2013 heeft opgericht. Om de vakdocenten muziek van Aslan kennis te laten maken met de muzikale tradities van hun doelgroepen heeft er in 2014 een studiereis naar Turkije plaatsgevonden en reist het team in 2015 af naar Marokko.

 

 

Reflectie en documentatie

 

De kunstraad waardeert het dat Aslan Muziekcentrum de eigen werkwijze onafhankelijk laat onderzoeken: onderzoekers deden in opdracht van het lectoraat Kunst- en cultuureducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten een monitoring- en evaluatieonderzoek naar de Muziek Talent Express over de periode 2010-2013. Daarnaast is de kunstraad van mening dat de instelling de leerlijn goed documenteert: in september 2015 zal het handboek voor muziekdocenten bij de leerlijn MTE op de markt verschijnen.

 

 

Samenwerking

 

Binnen de muziekeducatiefunctie en binnen MOSA is er afstemming over de geografische spreiding van het muziekeducatieaanbod over de stad. Van inhoudelijke samenwerking binnen de muziekeducatiefunctie is na twee jaar nog weinig sprake. Op twee scholen zijn zowel Aslan (in groep 1 tot en met 4) als het Leerorkest (in groep 5 tot en met 8) actief. Op die scholen heeft de samenwerking echter vooral het karakter van overdracht tussen groep 4 en 5. De kunstraad stelt dat er in de samenwerking geïnvesteerd kan worden door gezamenlijk de kwaliteit van de muziekdocenten te vergroten middels pedagogische en didactische bijscholingen, uitwisseling en intervisie.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

Aslan bereikt met korte binnen- en naschoolse muziek- en danslessen 38 scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Als een van de drie instellingen in de muziekeducatiefunctie heeft Aslan Muziekcentrum het bereik met de binnenschoolse activiteiten in het primair onderwijs in twee jaar verhoogd en bedient in 2014 23 scholen. Deze verhoging is mede mogelijk gemaakt door de bijdrage van het Fonds Cultuurparticipatie in het kader van de matchingsregeling 2013-2016 Cultuureducatie met Kwaliteit.

 

Conform het Basispakket cultuureducatie biedt Aslan Muziekcentrum vanaf 2013 muziekles aan de groepen 3 en 4 en vanaf 2014 aan de groepen 5. De scholen ontvangen gratis 13 uur muziekles, gegeven door een muziekdocent van Aslan Muziekcentrum.

 

Hierdoor is de verhoging van het bereik in 2014 mede te verklaren. Tot het totaal aantal bereikte scholieren in het kader van de ambitie cultuureducatie en talentontwikkeling rekent Aslan ook de leerlingen die deelnemen aan het naschoolse talentenprogramma dat rechtstreeks verbonden is met het programma binnen de school. Op basis van hun werkwijze ten aanzien van talentontwikkeling bereikt Aslan een breed en divers publiek.

 

De prestaties ten aanzien van de buitenschoolse activiteiten, waartoe Aslan Muziekcentrum het cursusaanbod in de vrije tijd rekent, is achter gebleven bij de verwachting. Hoewel de inkomsten uit buitenschoolse activiteiten teruglopen, is het eigen inkomstenpercentage in 2014 gegroeid naar 35%. Dit is mede te danken aan een`verhoging van inkomsten uit het binnen- en buitenschoolse aanbod van Aslan.

 

In 2014 zijn subsidies van stadsdelen weggevallen en is de subsidie van het Fonds Cultuurparticipatie verlaagd. Aslan heeft dit weten op te vangen o.a. door meer inkomsten te genereren uit het lesgeven op scholen, sponsoring en donaties, fondsenwerving en inkomsten uit de zelf ontwikkelde producten.

 

In de muziekeducatiefunctie en in MOSA is voldoende afstemming over de geografische spreiding van het muziekeducatieaanbod over de stad. Aslan is met de hoogte van de middelen van fondsen en het kunstenplan op dit moment niet in staat meer scholen te bedienen.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat Aslan Muziekcentrum zich houdt aan de prestatieafspraken. Het percentage eigen inkomsten is gegroeid. De Amsterdamse Kunstraad is van mening dat Aslan Muziekcentrum goede stappen zet met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit van het muziekonderwijs middels het onderzoeken en monitoren van de eigen werkwijze. De kunstraad denkt dat het goed zou zijn als Aslan de school meer verantwoordelijkheid geeft bij het vormgeven van de leerlijn muziek en de groepsleerkracht inhoudelijk betrekt bij het uitvoeren van de muzieklessen.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

Bijlmer Parktheater

Inleiding

Bij de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat het Bijlmer Parktheater tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam. De nadruk in deze evaluatie ligt op de zakelijke aspecten.

Zakelijke evaluatie door Kunst & Cultuur

Het Bijlmer Parktheater groeit wat betreft publieksbereik en samenwerking met andere culturele en educatie-instellingen.
Het Bijlmer Parktheater werkt intensief samen met onder andere Imagine IC en CBK Zuidoost. Door het gevarieerde aanbod wordt een divers publiek bereikt, zowel wat betreft herkomst als wat betreft leeftijd.
Financieel is de situatie slecht. In 2013 was er een klein positief exploitatieresultaat dat echter niet de negatieve reserve kon compenseren. In 2014 was er een negatief exploitatieresultaat van €53.000. De negatieve reserve is hiermee gegroeid tot €80.000.

 

De financieel precaire situatie is onder andere ontstaan door de jaarlijkse vermindering van de subsidie door het stadsdeel en het wegvallen van de sponsoring van woningcorporatie Ymere.
Het negatieve eigen vermogen is in januari 2015 aangevuld door de bijdrage van €58.000 uit het weerbaarheidsfonds. Door een tegenvallend exploitatieresultaat ten opzichte van de aanvraag voor het weerbaarheidsfonds in november 2014 komt de reserve hiermee nog steeds op €22.000 negatief.

 

Het bovenstaande heeft er toe geleid dat het bestuur van de stichting Bijlmer Parktheater de directie om een herstelplan heeft gevraagd, zowel gericht op verhoging van inkomsten als op kostenreductie. De monitoring door Kunst en Cultuur zal worden geïntensiveerd.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat het Bijlmer Parktheater een divers publiek bereikt en groeit wat betreft publieksbereik. De financiële situatie is echter slecht: de organisatie heeft te kampen met een negatief eigen vermogen. Het bestuur van de stichting Bijlmer Parktheater heeft de directie om een herstelplan gevraagd, zowel gericht op verhoging van inkomsten als op kostenreductie. Zodra het herstelplan gereed is zal Kunst en Cultuur hierover met de directie van het Bijlmer Parktheater in gesprek gaan en de haalbaarheid van de plannen beoordelen.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan. Vanwege de zorgen over de solvabiliteit van de instelling wordt de monitoring door Kunst en Cultuur geïntensiveerd.

Dansmakers Amsterdam

Inleiding

Bij de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat Dansmakers Amsterdam (DMA) tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de volgende vragen: Wordt door DMA een flinke impuls gegeven aan de artistieke kwaliteit en ontwikkelingskwaliteit? Levert DMA in samenwerking met gekozen partners een wezenlijke bijdrage aan het Amsterdamse dansklimaat? Wordt de podiumfunctie met name ingevuld door de eigen makers van DMA? Is DMA in staat nieuwe makers zichtbaar te maken voor de danswereld en een breed publiek? Is er sprake van een toename van publieksaantallen en publieksinkomsten alsook een reële balans daartussen?

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

Dansmakers Amsterdam vervult de functie van productiehuis en werkplaats dans met eigen podium. De organisatie heeft zich sinds het advies van de Amsterdamse Kunstraad ingezet om dé plek voor onderzoek, ontwikkeling, productie en presentatie van jonge talentvolle dansmakers te zijn. Met een nieuwe directie die zich open en toegankelijk opstelt en een klein team realiseert Dansmakers Amsterdam vele activiteiten, waarvoor de instelling diverse samenwerkingen aangaat. Het mislukken van het Danshuis en een noodzakelijke verbouwing aan de huisvesting hebben ervoor gezorgd dat de organisatie tijd nodig had om zich te herpakken. Dansmakers Amsterdam is echter veerkrachtig gebleken.

 

 

Artistieke kwaliteit en ontwikkelingskwaliteit

 

Hoewel de inzet van Dansmakers Amsterdam goed is en de ambities groot zijn, vindt de kunstraad de artistieke output nog niet overtuigend genoeg. Er wordt met een ontwikkelplan maatwerk geboden aan makers en er zijn mogelijkheden om te werken met dramaturgen en coaches, maar Dansmakers Amsterdam lijkt zich meer dienstverlenend dan sturend op te stellen. Dat kan, maar willen makers in een relatief korte residentietijd verder komen, dan zijn stevige reflectie en feedback nu en dan nodig. Het nog meer inzetten van externe kritische, dramaturgische begeleiding kan bijdragen aan het omhoog brengen van het niveau. Ook meer investering in het aantal activiteiten van de artists in residence in plaats van in (nog meer) óverige activiteiten, kan zinvol zijn. Verder constateert de kunstraad dat Dansmakers Amsterdam vooralsnog geen prominente rol speelt in het artistieke discours van de eigentijdse dans en beter zou kunnen aansluiten bij actuele (inter)nationale ontwikkelingen in het veld.

 

 

Bijdrage aan het Amsterdamse danksklimaat

 

In de Amsterdamse hedendaagse danswereld is Dansmakers Amsterdam geen voorhoedespeler. Een kans die nog niet voldoende is gegrepen in dat opzicht, is samenwerking met partijen als ICK Amsterdam en BAU. De kunstraad spreekt de hoop uit dat Dansmakers Amsterdam en de andere partijen blijven zoeken naar mogelijkheden het contact te intensiveren, ten einde het Amsterdamse dansnetwerk te versterken. De kunstraad waardeert wel positief dat Dansmakers Amsterdam zich verantwoordelijk voelt voor de doorstroming van jonge choreografen en zich bezighoudt met de ketengedachte in het kader van talentontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn de samenwerking met IT’s Festival, het doorstromen van een artist in residence naar ICK Amsterdam en de opnieuw leven ingeblazen relatie met de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK). De samenwerking met AHK is pril maar hoopvol, en voor Dansmakers Amsterdam een kans het verschil te maken in het vormen van de schakel tussen opleiding en dansveld.

 

 

Nieuwe makers

 

Om de zichtbaarheid van de nieuwe makers te vergroten zou Dansmakers Amsterdam als huis een duidelijker signatuur en visie moeten ontwikkelen, zichzelf beter moeten profileren. Dansmakers Amsterdam is nog geen sterk merk en het is onvoldoende duidelijk waar de organisatie voor staat. Dansmakers Amsterdam zou gebaat zijn bij meer focus en verantwoording van keuzes naar buiten toe: waarom deze makers, waarom deze samenwerkingspartners en coproducenten, waarom deze activiteiten? Dansmakers zou the place to be moeten zijn voor maker en liefhebber van eigentijdse dans. Als op een creatieve, strategische en doelgerichte manier wordt omgegaan met het merk, dan zouden de prestaties van de maker en van Dansmakers Amsterdam ook beter beklijven, zo meent de kunstraad. Een van de door Dansmakers Amsterdam ontwikkelde activiteiten ten behoeve van de zichtbaarheid van nieuwe makers is het succesvolle en jaarlijks terugkerende festival Moving Futures (sinds 2014), een samenwerkingsverband tussen verschillende werkplaatsen en productiehuizen in Nederland. Hoewel het geen geheel nieuw concept betreft, valt het initiatief te prijzen vanwege het faciliteren van tournees voor jonge makers. Dit komt de profilering en ontwikkeling van de choreograaf ten goede. In eigen huis is volgens de kunstraad voor de eigen makers voldoende tijd gedurende het jaar gereserveerd.

 

Kijkend naar de toekomst hoopt de kunstraad dat Dansmakers Amsterdam zich zal ontwikkelen tot een bruisende plek waar de agenda voor de dans in Amsterdam wordt bepaald. Een Amsterdams productiehuis met werkplaatsfunctie dat the place to be is voor publiek en de spin in het web voor jonge makers en collega-kunstenaars. Dansmakers Amsterdam dient daarom nog flinke stappen te zetten op het niveau van artistieke keuzes en prioritering, van artistieke output en van zichtbaarheid om hét dansproductiehuis te worden dat de stad zo nodig heeft.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

Dansmakers heeft in 2013 en 2014 de begrote kwantitatieve prestaties ten aanzien van de activiteiten en de bezoekersaantallen behaald. De eigen presentatielocatie Hal T1 zet Dansmakers voor circa de helft van het jaar in voor eigen gebruik. Dit zijn niet alleen de voorstellingsdagen, maar ook de dagen waarop de ruimte gebruikt wordt voor montage en onderzoek.

 

In 2014 is voor het eerst de volledige subsidie van OCW weggevallen. Daarnaast moest de vloer van Hal T1 worden hersteld, dat leidde tot derving van huurinkomsten. Dit zijn de belangrijkste oorzaken voor de terugval in het exploitatieresultaat. De liquiditeitspositie is versterkt waardoor op korte termijn de financiële risico’s kleiner zijn geworden.

 

De verbouwing in 2015 zal naar verwachting van Dansmakers tot hogere kosten en inkomstenderving leiden. De subsidie voor de verbouwing wordt in tranches aan Dansmakers uitbetaald. Voor elke tranche wordt eerst de (financiële) planning en de (financiële) stand van zaken doorgenomen. Hiermee houdt de afdeling Kunst en Cultuur zicht op de ontwikkelingen rondom de verbouwing en de exploitatie van Dansmakers.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat Dansmakers Amsterdam in 2013 en 2014 de prestatieafspraken heeft behaald. De Amsterdamse Kunstraad is van mening dat Dansmakers Amsterdam ondanks de grote ambities en goede inzet nog flinke stappen dient te zetten op het niveau van artistieke keuzes en prioritering, van artistieke output en van zichtbaarheid. De kunstraad heeft voorzichtig vertrouwen in de potentie van Dansmakers Amsterdam om zich komende tijd door te ontwikkelen.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

Imagine IC

Inleiding

Bij de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat Imagine IC tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de positie van Imagine IC als kenniscentrum voor immaterieel erfgoed (collectieopbouw, beheer en presentatie).

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

Imagine IC heeft zich de afgelopen twee jaar bewezen als ambitieuze organisatie. Het vaste team is klein maar de inzet is groot. De organisatie realiseert erfgoededucatie, een kennisprogramma (lezingen en symposia) en tentoonstellingen en heeft inmiddels een volwaardige plek verworven in het (immaterieel) erfgoednetwerk. Er wordt samengewerkt met onder andere het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (VIE), het Tropenmuseum en het Amsterdam Museum. Het valt te prijzen dat Imagine IC bij geen van deze samenwerkingen afhankelijk is van de grotere partners. De Reinwardt Academie voor Cultureel Erfgoed en de Universiteit van Amsterdam treden op als cofinancier van de Prik-erfgoedbijeenkomsten. Voor de organisatie van deze expert meetings ontvangt Imagine IC subsidie van het Mondriaanfonds. Diverse instellingen zijn tevens bereid om Imagine IC te sponsoren in natura, zo werkte een medewerker van het Meertens Instituut een half jaar intern.

 

 

Imagine IC richt zich in eerste instantie niet op objecten maar op gebruiken, rituelen en tradities van het stedelijke leven. Aan de hand van thema’s als ‘religie’, ‘halal’ of ‘partycultuur’ worden beelden en geluiden verzameld in de Beeldbank en gepresenteerd op tentoonstellingen. Jongeren worden aan de hand van educatieprojecten uitgenodigd om hier een bijdrage aan te leveren en op tentoonstellingen kan het publiek participeren en beelden insturen. De kunstraad kan zich vinden in deze dynamische en participatieve benadering, die goed past bij de huidige omgang met immaterieel erfgoed. De aangekondigde online Beeldbank is gerealiseerd, jaarlijks worden honderd beargumenteerde en gedocumenteerde beelden toegevoegd.

 

 

Imagine IC heeft de opdracht gekregen zich te ontwikkelen tot een kenniscentrum van immaterieel erfgoed en zich daarbij te richten op de ontwikkeling van een methodologie. De tentoonstellingen en overige presentaties vormen inmiddels een logisch en samenhangend onderdeel van deze taak. De organisatie documenteert alle keuzes door de methodiek en de gesprekken vast te leggen. Van alle in de Beeldbank opgenomen bijdragen zijn dossiers die als basis kunnen dienen voor het verzamelen van immaterieel erfgoed in de toekomst. Bovendien wordt er tijdens de vakinhoudelijke Prik-bijeenkomsten van gedachten gewisseld met andere experts en professionals. Hoewel dit netwerk beperkt van schaal is, wekt het vertrouwen, maar de kunstraad zou graag zien dat Imagine IC de selectiecriteria nog duidelijker formuleert. Wat maakt dat een beeld of geluid het persoonlijke, anekdotische en tijdelijke overstijgt? De kunstraad realiseert zich dat dit vragen zijn waar elke hedendaags erfgoedorganisatie mee worstelt.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

Imagine IC heeft de voorgenomen prestaties in 2013 en 2014 ten aanzien van het aantal te organiseren tentoonstellingen en het aantal bezoekers, evenals haar taak als ‘kenniscentrum methodologie immaterieel erfgoed’ ruimschoots gerealiseerd met uiteenlopende activiteiten en tentoonstellingsprojecten. Imagine IC maakt daarbij gebruik van een groot netwerk van samenwerkende culturele instellingen en het onderwijs; van vmbo tot wo.
Uit de prestaties ten aanzien van erfgoededucatie en erfgoedtalentontwikkeling lijkt een afname van activiteiten (schoolbezoek) en bezoeken (leerlingen) af te lezen. Imagine IC ging echter uit van twee bezoeken per leerling. In de praktijk zijn er in 2013 en 2014 méér leerlingen op basis van meer scholenbezoeken bereikt.

 

Imagine IC heeft zowel 2013 als 2014 afgesloten met een klein positief exploitatieresultaat. De organisatie heeft weinig buffers om tegenvallers op te vangen en moet jaarlijks een groot deel van haar activiteiten zien te bekostigen met incidentele subsidies uit hoofdzakelijk private fondsen. De eigen inkomsten zijn in 2014 aanzienlijk gestegen en komen boven de minimumnorm van 25% uit. Dit komt onder andere door een opdrachtverstrekking van stadsdeel Zuidoost met betrekking tot presentatie en collectievorming. Imagine IC ziet deze taak als complementair aan haar missie. Vanaf 2015 wordt de opdracht van het stadsdeel omgezet in een subsidie; dit heeft vanaf 2015 invloed op het eigen inkomsten percentage.

 

De instelling moet goed op een gezonde bedrijfsvoering blijven sturen en heeft in 2013 en 2014 laten zien dat zij hierin geslaagd is. Imagine IC werkt aan het verder versterken van het eigen vermogen.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat Imagine IC zich houdt aan de prestatieafspraken, de eigen inkomsten van de organisatie zijn gestegen. De Amsterdamse Kunstraad is van mening dat de organisatie zich aan het ontwikkelen is tot een kenniscentrum. Wat de kunstraad betreft is Imagine IC toe aan schaalvergroting en een betere inbedding in de culturele infrastructuur (ook op internationaal niveau) waardoor de functie van het verzamelen van immaterieel erfgoed minder kwetsbaar wordt.
De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

Kulsan

Inleiding

Na de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat Kulsan tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de waarde van de activiteiten van Kulsan voor het aanbod van wereldmuziek in Amsterdam.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

De kunstraad constateert dat Kulsan een zeer bescheiden subsidiebedrag toegekend heeft gekregen, waarmee de mogelijkheden van de instelling om zich in Amsterdam te kunnen manifesteren in deze kunstenplanperiode tamelijk beperkt zijn. Dat in ogenschouw nemend is de kunstraad echter toch teleurgesteld in de resultaten van de afgelopen twee jaar: hij vindt dat Kulsan te weinig zichtbaar is geweest in de stad. De kunstraad is van mening dat Kulsan het wereldmuziekaanbod van Amsterdam in de huidige kunstenplanperiode onvoldoende heeft verrijkt. Kulsan richt zich momenteel vooral op coproducties. Bij de gerealiseerde activiteiten is echter vaak niet duidelijk wat de artistiek-inhoudelijke rol van Kulsan in deze coproducties is geweest. De kunstraad ziet overigens wel dat Kulsan een positieve bijdrage heeft geleverd aan de publiciteit rondom deze evenementen, vooral waar het gaat om het bereiken van Turkse Amsterdammers.
Kulsan heeft in de ogen van de kunstraad in het verleden jarenlang een belangrijke functie vervuld voor het wereldmuziekaanbod in Amsterdam. De laatste jaren heeft de organisatie echter te veel geteerd op oude successen, en is enigszins in zichzelf gekeerd geraakt. Kulsan heeft te lang gewacht met het doorvoeren van organisatorische vernieuwing en het overdragen van de opgebouwde kennis en ervaring aan een nieuwe generatie. De kunstraad begrijpt dat deze overdracht inmiddels een aandachtspunt is van de instelling.

 

Uit het gesprek met de organisatie heeft de kunstraad vernomen dat Kulsan artistiek en productioneel ondersteuning heeft geleverd aan de Turkse programmering in het Holland Festival van 2015. Het bevreemdt de kunstraad dat deze betrokkenheid niet naar voren komt in publiciteitsmateriaal of andere stukken. Publicitair en commercieel laat de organisatie hier in de ogen van de kunstraad steken vallen.
In hetzelfde gesprek werd ook genoemd dat Kulsan momenteel, op verzoek van het Turkse ministerie van Cultuur, werkt aan de voorbereidingen van een festival van Turkse muziek in 2016, in het verlengde van de gastlandstatus van Turkije bij het Brusselse Europalia festival. De kunstraad denkt dat deze ontwikkeling inhoudelijk gezien kansen biedt, maar maakt zich zorgen over de praktische haalbaarheid ervan (zowel inhoudelijk als financieel).

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

Kulsan is in 2013 en 2014 actief geweest op het vlak van wereldmuziek in Amsterdam. De instelling heeft de prestatieafspraken behaald.

Kulsan heeft de ambitie gehad om in 2013 en in 2014 een Turkey Now Festival te realiseren; dit is beide jaren echter niet van de grond gekomen. Wel heeft Kulsan in coproductie een aantal incidentele Turkey Now concerten en voorstellingen gerealiseerd. Hiermee zijn de begrote bezoekersaantallen voor het Kunstenplan 2013-2016 in Amsterdam al in de jaren 2013 en 2014 behaald. Ook zijn er 31 activiteiten van de begrote 36 activiteiten voor de periode 2013-2016 in Amsterdam behaald.

 

Kulsan verkeert in grote financiële problemen. De bijdrage uit het zgn. weerbaarheidsfonds bleek niet voldoende om het werkkapitaal en het eigen vermogen weer positief te krijgen. Het resultaat over 2014 bleek bij de jaarverantwoording 2014 slechter dan bij de aanvraag voor dit fonds aangegeven. De subsidie is onvoldoende om de basis beheerlasten te dekken terwijl er nagenoeg geen eigen inkomsten zijn om het exploitatieresultaat aan te vullen. Ondanks deze vrijwel afwezige eigen inkomsten zijn er wel aanzienlijke activiteitenlasten. Kunst en Cultuur heeft de zorgen over de exploitatie en het verdienmodel met Kulsan besproken en een liquiditeitsprognose 2015 gevraagd op basis waarvan de gesprekken met Kulsan verder worden gevoerd.

Conclusie

De Amsterdamse Kunstraad is van mening dat Kulsan zich de afgelopen jaren onvoldoende heeft gemanifesteerd in de stad. De kunstraad kijkt met interesse naar de artistiek-inhoudelijke ambities van Kulsan ten aanzien van het voorgenomen Europalia-gerelateerde festival, maar maakt zich zorgen over de praktische haalbaarheid ervan, gezien de financiële situatie van de instelling. De Amsterdamse Kunstraad adviseert daarom de doorgang van de plannen rond het Europalia-gerelateerde festival (een festival van Turkse muziek in 2016) als voorwaarde te stellen om de subsidie te continueren.

 

Kunst en Cultuur concludeert dat Kulsan op financieel gebied in zwaar weer verkeert: het gesprek hierover wordt op basis van een liquiditeitsprognose 2015 verder gevoerd. Aan de hand van de liquiditeitsprognose zal worden beoordeeld of de voorgenomen activiteiten (zoals het Europalia-gerelateerde festival) in 2015 financieel haalbaar blijken en of dit gevolgen heeft voor het verstrekken van de kunstenplansubsidie 2015 en 2016.

het Leerorkest

Inleiding

Bij de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat het Leerorkest tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de uitwerking van de samenwerkingsdoelstellingen van de muziekeducatiefunctie, de wijze van aanbieden van muzieklessen, de kostenstructuur, de organisatorische vorm en de keuzemogelijkheid voor de scholen en de artistieke kwaliteit van het aanbod.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

De komst van het basispakket heeft voor het Leerorkest geen inhoudelijke verandering betekend.

 

 

Bereik

 

Het bereik van het Leerorkest is in de afgelopen twee jaar toegenomen. Momenteel zijn er 32 Leerorkesten binnenschools en vier Klein Leerorkesten naschools actief in het primair onderwijs. Om leerlingen in groep 3 en 4 voor te bereiden op de leerlijn van groep 5 tot en met 8 is het voortraject Leerorkest ontwikkeld. Een nieuwe markt, het vmbo, is aangeboord middels het binnenschoolse vervolgtraject Supersymfonics en twee scholen voor voortgezet onderwijs hebben een Leerorkest naschools. Op deze manier biedt het Leerorkest de leerlingen die doorstromen naar het voortgezet onderwijs de mogelijkheid om een instrument te blijven bespelen.

 

Het Leerorkest bereikt leerlingen in de vrije tijd door het Klein Leerorkest op de basisschool te laten plaatsvinden in plaats van op een locatie buiten de school. De kunstraad heeft waardering voor deze aanpak, aangezien de participatie in de vrije tijd daarmee volgens het Leerorkest is vergroot van 3% naar 20% en de binnenschoolse muzieklessen zo worden verbonden aan de naschoolse muziekeducatie.

 

Het Leerorkest kent weinig verloop van scholen, maar krijgt wel veel nieuwe aanvragen. De organisatie kan op dit moment niet doorgroeien vanwege onvoldoende budget. Voor gratis muzieklessen vanuit het basispakket kunnen scholen terecht bij Muziekschool Amsterdam (MA), of in stadsdeel Zuidoost bij Muziekcentrum Zuidoost.

 

 

Leerorkest-lessen

 

De kunstraad is van mening dat het Leerorkest van grote waarde kan zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Door deelname aan het Leerorkest wordt interesse gewekt voor het leren bespelen van een instrument en de ervaring van samenspelen in een symfonieorkest is uniek. Maar de kunstraad vraagt zich af of de beoogde doelen bij de huidige investering in tijd en geld worden behaald. Het leren bespelen van een instrument kost tijd en met een muziekles per week is het resultaat beperkt. Het is daarom positief dat leerlingen nu de mogelijkheid krijgen om hun instrument mee naar huis te nemen. De kunstraad signaleert dat het Leerorkest van grote toegevoegde waarde kan zijn in het naschoolse: in het Klein Leerorkest kunnen talentvolle en gemotiveerde leerlingen zich bekwamen. De kunstraad vindt het van belang dat er binnen de Leerorkest-lessen meer aandacht komt voor de ontwikkeling van 21st Century Skills.

 

Het Leerorkest werkt met een groot aantal instrumentale docenten. Deze docenten zijn veelal niet geschoold om les te geven aan grote groepen leerlingen in het primair onderwijs. Nieuwe docenten beginnen daarom als
assistent van ervaren docenten. Daarnaast organiseert het Leerorkest twee studieochtenden per jaar. De kunstraad ziet dat op die manier geïnvesteerd wordt in het team en de organisatie, maar is van mening dat een grotere inspanning in de pedagogische en didactische kwaliteit van de docenten nodig is om de kwaliteit van het muziekonderwijs te verbeteren.

 

 

Samenwerking

 

Binnen de muziekeducatiefunctie en binnen MOSA is er afstemming over de geografische spreiding van het muziekeducatieaanbod over de stad. Van inhoudelijke samenwerking binnen de muziekeducatiefunctie is na twee jaar nog weinig sprake. Op twee scholen zijn zowel Aslan (in groep 1 tot en met 4) als het Leerorkest (in groep 5 tot en met 8) actief. Op die scholen heeft de samenwerking echter vooral het karakter van overdracht tussen groep 4 en 5. Het Leerorkest werkt samen met Muziekschool Amsterdam Noord wat betreft het ontwikkelen van educatief materiaal. De kunstraad stelt dat er in de samenwerking geïnvesteerd kan worden door gezamenlijk de kwaliteit van de muziekdocenten te vergroten middels pedagogische en didactische bijscholingen, uitwisseling en intervisie.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

Het Leerorkest behaalt de voorgenomen prestaties ruimschoots in 2013 en 2014. Er zijn bijna twee keer zoveel deelnemers bereikt met de binnenschoolse activiteiten voor de belangrijkste doelgroep (primair onderwijs) en er is sprake van een stijging van het aantal deelnemers in het primair onderwijs en het vmbo ten opzichte van 2013. Waar twaalf scholen waren beoogd, zijn ultimo 2014 negentien scholen bereikt waarop 33 orkesten actief zijn.

 

Enkele stichtingen zijn ondersteunend aan stichting Het Leerorkest; namelijk stichting Instrumentenfonds Leerorkest en stichting Muziekcentrum Zuidoost. De verantwoorde prestaties over 2013 en 2014 betreffen de geconsolideerde prestaties op basis van zowel stichting Instrumentenfonds Leerorkest als stichting het Leerorkest. De groei in bereik is mede gebaseerd op méér dan alleen de inkomsten uit het kunstenplan.

 

De samenwerking van het Leerorkest in de muziekeducatiefunctie en in MOSA spitst zich vooralsnog toe op de afstemming over de geografische spreiding van het muziekeducatieaanbod over de stad. Het Leerorkest is met de hoogte van de middelen uit het kunstenplan in staat om de basisstructuur van twaalf leerorkesten te behouden. De vergroting van het bereik wordt echter vooral mogelijk gemaakt door enerzijds de subsidie via het Fonds Cultuurparticipatie die loopt van 2013 tot en met 2016 (matchingsregeling Cultuureducatie met Kwaliteit) en anderzijds het ondernemerschap van het Leerorkest ten aanzien van verwerven van eigen inkomsten, waaronder een eigen bijdrage van scholen en private middelen. Het percentage eigen inkomsten in 2013 en 2014 is ruim boven de norm van 25%.

 

De geconsolideerde financiële gegevens van de twee stichtingen laten voldoende liquide middelen en een goede solvabiliteit zien. In 2013 heeft stichting het Leerorkest een deel van de kunstenplansubsidie overgeheveld naar de gelieerde stichting Instrumentenfonds Leerorkest. Dit is niet toegestaan en met stichting het Leerorkest besproken.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat het Leerorkest de voorgenomen prestaties ruimschoots heeft behaald in 2013 en 2014. De geconsolideerde financiële gegevens van het Leerorkest en het Instrumentenfonds laten voldoende liquide middelen en een goede solvabiliteit zien. De Amsterdamse Kunstraad is van mening dat het deelnemen aan het Leerorkest een unieke ervaring is voor kinderen. Het Leerorkest kan volgens de kunstraad meer investeren in het vergroten van de pedagogische en didactische kwaliteit van het docententeam. De kunstraad denkt dat de Klein Leerorkesten van grote toegevoegde waarde zijn in de naschoolse muziekeducatie op de basisschool: in het Klein Leerorkest kunnen talentvolle en gemotiveerde leerlingen zich bekwamen.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

Marmoucha

Inleiding

Na de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat Marmoucha tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de waarde van de activiteiten van Marmoucha voor het aanbod van wereldmuziek in Amsterdam.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

De kunstraad heeft er bewondering voor hoe Marmoucha de afgelopen jaren met een zeer bescheiden subsidiebedrag een behoorlijk aantal activiteiten heeft weten te realiseren. Daarbij heeft de organisatie zwaar gerust op de vrijwillige inzet van (voormalige) stafleden, en de zakelijke ondersteuning door Paradiso. De kunstraad waardeert de grote inzet van de medewerkers, maar meent dat hun onbetaalde werkzaamheden geen duurzame basis bieden voor het voortbestaan van een kunstenplaninstelling. Het is goed dat Marmoucha zijn directeur weer een (tijdelijk) dienstverband heeft kunnen aanbieden, mede dankzij de toekenning van een eenmalige aanvullende bijdrage uit het zgn. weerbaarheidsfonds door de Gemeente Amsterdam.

 

De kunstraad heeft de indruk dat Marmoucha de specifieke doelgroep van Noord-Afrikaanse Nederlanders goed weet te bereiken, met goed georganiseerde activiteiten. Op dat vlak biedt Marmoucha een onderscheidend programma met toegevoegde waarde voor het Amsterdamse podiumkunstenaanbod. Dit blijkt onder meer uit de succesvolle partnerschappen met podia die van het aanbod en de know-how van Marmoucha gebruik maken, van Het Concertgebouw tot de Meervaart.

De kunstraad waardeert het dat Marmoucha kritisch blijft op het eigen programma, en bijstuurt wanneer formules uitgewerkt blijken of aanpassing nodig hebben. De nieuwe plannen om het komende jaar enkele muziektheaterproducties te realiseren, voor een deel gericht op kinderen, vindt de kunstraad inhoudelijk prikkelend. Wel denkt de kunstraad dat het verstandig is als Marmoucha hier partners bij betrekt met meer expertise op het gebied van muziektheater en het aanspreken van een jongere doelgroep: het betreft immers vakgebieden waar Marmoucha zelf nog weinig ervaring heeft.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

Net als in 2013 zijn ook in 2014 de begrote kernactiviteiten en bezoekersaantallen ruimschoots behaald. Marmoucha heeft afgelopen twee jaren de aantallen activiteiten en bezoekers gerealiseerd die waren begroot voor het gehele Kunstenplan 2013-2016. Marmoucha gebruikt deze ruimte om zich in 2015 en 2016 te richten op het realiseren van nieuwe artistiek hoogwaardige activiteiten. Er worden momenteel twee muziektheaterprojecten voorbereid.

 

Marmoucha heeft zowel in 2013 als in 2014 een hoog percentage eigen inkomsten gegenereerd. De financiële positie van Marmoucha is in 2014 verslechterd ten opzichte van 2013 doordat een negatief exploitatieresultaat is behaald. Dit kwam vooral doordat na het vertrek van een aantal vrijwilligers weer een medewerker in dienst is genomen om de continuïteit van de activiteiten te garanderen. De verwachting is dat na de bijdrage uit het zgn. weerbaarheidsfonds van januari 2015 de situatie zodanig verbeterd is dat de instelling zonder verdere problemen deze kunstenplanperiode kan afronden. De instelling speelt in op de situatie door de liquiditeitspositie gezond te houden en afspraken te vermijden waarbij men moet voorfinancieren of andere financiële risico’s loopt.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat Marmoucha de prestatieafspraken wat betreft begrote kernactiviteiten en bezoekersaantallen ruimschoots heeft behaald en verwacht dat de financiële situatie van Marmoucha de resterende tijd van de huidige kunstenplanperiode niet voor problemen zal zorgen. De Amsterdamse Kunstraad is positief over de inventiviteit waarmee Marmoucha met beperkte middelen zijn activiteiten realiseert, en is van mening dat het programma een toegevoegde waarde voor het Amsterdamse aanbod biedt.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

Muziekschool Amsterdam

Inleiding

Bij de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat Muziekschool Amsterdam (MA) tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de uitwerking van de samenwerkingsdoelstellingen van de muziekeducatiefunctie, de afbouw van het buitenschoolse aanbod via concrete maatregelen, de wijze van aanbieden van muzieklessen, de kostenstructuur, de organisatorische vorm en de keuzemogelijkheid voor de scholen en de artistieke kwaliteit van het aanbod.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

Aanbod

 

MA is binnen de muziekeducatiefunctie de grootste aanbieder. Op dit moment voert MA op 104 basisscholen een leerlijn muziek uit. MA biedt scholen methodes van in totaal dertig lesweken met het accent op zingen (ZingZo!), spelen (SpeelZo!), muziektheater (MuziektheaterZo!) en een algemene muziekmethode (De Muzieklijn). De kunstraad vindt het positief dat MA binnen deze methodes een nadrukkelijke rol voor de groepsleerkracht heeft ingebouwd. De groepsleerkracht geeft zelfstandig de helft van de muzieklessen en wordt daarop voorbereid door actief mee te doen met de lessen van de vakdocent muziek. De kunstraad waardeert het dat MA daarnaast investeert in de eigen vakdocenten muziek: voor het docententeam faciliteert MA ‘mentoraatsgroepen’ waarbinnen er de mogelijkheid is tot uitwisseling en intervisie.

 

 

Binnenschools

 

De focus op binnenschoolse muziekeducatie heeft voor MA een grote omslag betekend. Om de ombuiging van buitenschools naar binnenschools te kunnen maken is 35% van het ondersteunend personeel en 20% van het onderwijzend personeel ontslagen. Eigen docenten die nog onvoldoende kennis en ervaring hadden in het geven van het vak muziek in het primair onderwijs, zijn omgeschoold middels een Post-HBO-Opleiding Muziekeducatie of volgden de deeltijdopleiding Docent Muziek aan het Conservatorium. De beoogde verhouding van personele inzet in binnenschoolse en buitenschoolse muziekeducatie is 65% versus 35% in 2016. Hiertoe wordt 1,7 miljoen euro verschoven van het budget buitenschools naar het budget binnenschools. MA zegt dit doel te zullen behalen. Momenteel is de verhouding 45% uren binnenschools ten opzichte van 55% uren buitenschools. In 2012 lag dit nog op respectievelijk 15% versus 85%. MA wordt conform het Amendement Shahsavari-Jansen, Paternotte (2012) geacht ernaar te streven dat in 2017 nog slechts 20% van de subsidie aan buitenschoolse activiteiten wordt besteed.

 

De ombuiging naar binnenschoolse muziekeducatie heeft bij MA geleid tot een verhoging van het tarief voor muziekeducatie in het naschoolse en buitenschoolse. De nieuwe doelgroep die MA middels het basispakket aanboort, stuit daardoor in de vrije tijd op een hoge financiële drempel. Drempelverlagende subsidies die leerlingen kunnen aanvragen, worden volgens MA beperkt gebruikt. De kunstraad is van mening dat MA zich meer moet richten op het werven van fondsen en sponsoren om muziekeducatie in de vrije tijd voor een lager tarief te kunnen faciliteren.
Samenwerking

 

Binnen de muziekeducatiefunctie en binnen MOSA is er afstemming over de geografische spreiding van het muziekeducatieaanbod over de stad. Van inhoudelijke samenwerking binnen de muziekeducatiefunctie is na twee jaar nog weinig sprake. De kunstraad stelt dat er in de samenwerking geïnvesteerd kan worden door gezamenlijk de kwaliteit van de muziekdocenten te vergroten middels pedagogische en didactische bijscholingen, uitwisseling en intervisie.

 

Formeel hebben scholen keuzevrijheid binnen de muziekeducatiefunctie. Maar scholen die willen deelnemen aan het basispakket muziekeducatie kunnen op dit moment in praktijk voor gratis muzieklessen alleen terecht bij MA: Aslan en het Leerorkest geven aan dat ze niet tegemoet konden komen aan nieuwe aanvragen van scholen vanwege onvoldoende budget.

Door samenwerking met SEP (Stichting Educatieve Projecten) kunnen via één loket programma’s met meerdere kunstdisciplines aan scholen worden aangeboden. MA en SEP faciliteren op dit moment twee samenhangende leerlijnen ten behoeve van het basispakket. Het voornemen is goed, maar de kunstraad vraagt zich af of dit niet leidt tot een vorm van gedwongen winkelnering. De kunstraad vindt het onwenselijk als door verwijzing naar elkaar, aanbieders hun bereik vergroten en anderen op achterstand zetten.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

Muziekschool Amsterdam stond voor een grote operatie van buiten- naar binnenschoolse educatie in het kader van het basispakket en het kunstenplan en weet deze opdracht uit te voeren en 2014 financieel positief af te sluiten.

 

Er is sprake van groei van het aantal scholen ten aanzien van de verwachting voor 2014 en ten opzichte van 2013. Hoewel er een daling is van de publieksinkomsten ten opzichte van 2013, zijn de inkomsten hoger dan begroot. Dit is te relateren aan vertraging van de invoering van het basispakket in 2013 en door de volgorde in aanpak binnen het Basispakket (Mocca inventariseert, MOSA verzorgt de spreiding) en vervolgens een grotere vraag van scholen naar aanbod van de Muziekschool Amsterdam, bovenop de gratis muzieklessen in de groepen 3, 4 (2013-2014) en 5 (2014-2015).

 

Door het positieve resultaat 2014 is de financiële positie op alle vlakken verbeterd; de situatie ziet er redelijk goed uit. Het percentage eigen inkomsten is in twee jaar iets gestegen ten opzichte van de verwachting; er is een zekere vorm van continuïteit te zien. De norm van 25% is in beide jaren behaald. De afwikkeling van de reorganisatie zal in financiële zin nog tot in 2017 doorlopen.

 

Over de samenwerking van Muziekschool Amsterdam in de muziekeducatiefunctie en in MOSA kan gezegd worden dat er voldoende afstemming is over de geografische spreiding van het muziekeducatie aanbod over de stad. Muziekschool Amsterdam is met de hoogte van de middelen uit het kunstenplan in staat momenteel meer dan het beoogde aantal scholen met dertien lesuren van een muziekdocent per groep te bedienen.

 

Het bestuursverslag geeft geen onderbouwing van de bestede onderhoudsuitgaven. In het monitorgesprek is daarom afgesproken dat in 2015 een gesprek met de afdeling Kunst en Cultuur plaatsvindt over het meerjarenonderhoudsplan. De uitwerking en de financiële vertaling daarvan zullen onderdeel uitmaken van de jaarrekening vanaf 2015.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat Muziekschool Amsterdam de opdracht uitvoert en 2014 financieel positief afsluit. De Amsterdamse Kunstraad heeft waardering voor de omslag die MA heeft gemaakt van buitenschoolse naar binnenschoolse muziekeducatie. De kunstraad is van mening dat MA zich meer moet richten op het werven van fondsen en sponsoren om muziekeducatie in de vrije tijd voor een lager tarief te kunnen faciliteren.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan. Omdat het bestuursverslag geen onderbouwing biedt van de bestede onderhoudsuitgaven vindt er in 2015 een gesprek met Kunst en Cultuur plaats over het meerjarenonderhoudsplan. De uitwerking en de financiële vertaling daarvan zullen onderdeel uitmaken van de jaarrekening vanaf 2015.

Inleiding

Na de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat Paradiso Melkweg Productiehuis (PMP) tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de vraag of Paradiso Melkweg Productiehuis een duidelijke meerwaarde heeft en of de instelling levensvatbaar is.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

De kunstraad begrijpt dat Paradiso Melkweg Productiehuis, na het wegvallen van de landelijke subsidie vanaf 2013, het roer heeft omgegooid en een nieuwe artistieke koers heeft uitgezet. De plannen die in de oorspronkelijke aanvraag voor het Kunstenplan 2013-2016 werden omschreven zijn grotendeels losgelaten. PMP richt zich voortaan nog nadrukkelijker op jonge makers die nieuwe ideeën kunnen uitproberen. Bij de producties blijft de popmuziekcultuur een belangrijk uitgangspunt, waarvandaan bruggen worden geslagen naar andere disciplines of genres. Potentiële nieuwe makers worden gescout door de medewerkers van PMP en door partijen in hun directe omgeving (zoals de programmeurs van moederorganisaties Paradiso en Melkweg).
Ook organisatorisch heeft PMP de bakens verzet. Waar vroeger bij elk project werd gewerkt met een vaste combinatie van producent, uitvoerend producent en marketeer, wordt nu meer op maat gewerkt en worden diensten ingekocht wanneer nodig.

 

De kunstraad is positief over de nieuwe koers van PMP om zich nadrukkelijk op een nieuwe generatie makers te richten. Bovendien is de kunstraad van mening dat PMP in de afgelopen jaren met een aantal interessante makers heeft samengewerkt. Het uitgangspunt van PMP, waarbij pop/lichte muziek als startpunt geldt voor crossoverproducties op het gebied van dans, muziektheater of toneel, beschouwt de kunstraad als een aanvulling op het Amsterdamse programma-aanbod. Wel denkt de kunstraad dat de branding van PMP kan worden verbeterd, bijvoorbeeld door de onderlinge samenhang tussen de verschillende producties te versterken.
Het productiehuis biedt ruimte voor producties waar nieuwe makers ideeën kunnen uitproberen. De kunstraad acht dit een toegevoegde waarde binnen het muziektheaterlandschap van Amsterdam.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

PMP produceert multidisciplinaire voorstellingen waarin (live) muziek wordt gecombineerd met disciplines als dans, theater, film en video. PMP richt zich op talentontwikkeling.

Met name in 2014 heeft PMP aanzienlijk meer voorstellingen geproduceerd en bezoekers getrokken dan begroot. PMP heeft daarmee een extra impuls gegeven aan de zichtbaarheid van het productiehuis. In 2014 heeft PMP 23 talenten kunnen begeleiden, 19 meer dan in 2013 en 17 meer dan begroot.

 

De financiële positie van Paradiso Melkweg Productiehuis was ultimo 2014 goed.

 

PMP is een kleine organisatie, maar de sterke verbinding met Paradiso en de Melkweg maakt PMP minder kwetsbaar.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat de financiële positie van PMP anno 2014 goed is en dat de prestatieafspraken tot op heden ruimschoots zijn nagekomen. De Amsterdamse Kunstraad is van mening dat PMP een toegevoegde waarde heeft in Amsterdam als plek waar nieuwe makers met popmuziek als uitgangspunt kleine producties kunnen uitproberen.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

Stedelijk Museum Amsterdam

Inleiding

Bij de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat Stedelijk Museum Amsterdam tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de volgende vragen: Komen de financiële verwachtingen uit? Worden de geraamde bezoekcijfers gehaald? Toont het Stedelijk Museum een interessante artistiek-inhoudelijke visie en neemt het daardoor op basis van de criteria van kunstschouw Görgün Taner een spraakmakende positie in, zowel op nationaal als op internationaal niveau? Hoe verloopt de samenwerking rond het Museumplein en met andere partijen in de stad?

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

Halverwege het kunstenplan kan geconcludeerd worden dat het Stedelijk Museum weer echt open is. Met kwalitatieve tentoonstellingen en een prikkelend en informatief randprogramma laat het museum de culturele sector in Amsterdam opnieuw bloeien. De kunstraad is bovendien van mening dat het museum toegankelijker is geworden, onder andere door een actieve publieksbenadering (Public Program, Blikopeners, aanwezigheid op social media) en met meer aandacht voor educatie.

 

De grote overzichtstentoonstellingen (onder anderen Malevich, Jeff Wall en Marlene Dumas), vaak samengesteld met internationale partners, zijn succesvol. De vaste collectie wordt onderzocht en actief ingezet om het museale verhaal te vertellen. Een vernieuwend voorbeeld is het overzicht van performancekunstenaar Tino Sehgal; gedurende een jaar worden zijn tijdelijke presentaties opgevoerd tussen de vaste collectie. Het goedlopende Public Program en het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam bieden aanvullend experiment en debat, bijvoorbeeld met het Global Collaborations programma waarvoor kunstenaars uit de hele wereld naar Amsterdam worden gehaald. De kunstraad concludeert dat het Stedelijk (weer) toonaangevend is en voldoet aan Taners omschrijving van wereldklasse.

Hoewel het museum in zijn plannen aangaf minder budget aan onderzoek te besteden, is onderzoek een kerntaak gebleven zoals ook te merken is aan de kwaliteit van de publicaties. Onlangs richtte het museum in samenwerking met een groot aantal universiteiten het online wetenschappelijk tijdschrift ‘Stedelijk Studies’ op.

 

Het museum gaat allianties aan met organisaties in binnen- en buitenland en heeft naast musea ook samenwerkingspartners uit andere disciplines. Onlangs zijn er collectieaankopen gerealiseerd met De Hallen in Haarlem en het Van Abbemuseum in Eindhoven. Het Stedelijk maakt deel uit van de Amsterdamse 3Package Deal, waarbinnen het in een coalitie met twee partners een jonge kunstenaar onder zijn hoede neemt. De nieuwe directeur is als tutor bij het Curatorial Programme van de Appel betrokken. Ook biedt het Stedelijk ruimte aan programmering van andere organisaties die zelf niet over een zaal voor symposia of een eigen expositieruimte beschikken. De samenwerking met organisaties rondom het Museumplein is daarentegen helaas het operationele niveau nog niet ontstegen.

 

De kunstraad is enthousiast over de prestaties van de afgelopen twee jaar van het Stedelijk Museum maar betreurt het dat de positieve inkomsten die daaruit voortvloeien deels zijn aangewend om kinderziektes aan het gebouw te verhelpen. De kunstraad had liever gezien dat deze gelden worden ingezet voor verder versterken van het artistiek kapitaal.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

De kwantitatieve prestatieafspraken zijn door het Stedelijk Museum op alle vlakken, te weten publieksbereik, aantal tentoonstellingen, cultuureducatie en talentontwikkeling en wereldklasse, zowel in 2013 als in 2014 behaald.

 

Het Stedelijk Museum is een financieel stabiele organisatie. Het exploitatieresultaat over 2013 en 2014 was positief. Dit positieve resultaat kwam met name door een hoog bezoekersaantal (811.000 in 2014 en 665.000 in 2013) en goed lopende tentoonstellingen.

 

Het Meerjarenonderhoudsplan (MOP) wordt nageleefd. De noodzakelijke investeringen in het onderhoud ten behoeve van de naleving van het MOP worden gedaan. Eventuele tekorten worden door het Stedelijk Museum opgevangen vanuit het positief exploitatieresultaat.

 

De collectie(beheer) taken zijn een belangrijke kerntaak en (tijds)inspanning van het museum.

 

De bezoekersaantallen zijn hoog en op basis van het herhalingsbezoek blijkt waardering van het publiek. 70% van de bezoekers van het Stedelijk Museum komt uit Nederland. De bezoekersaantallen liggen de afgelopen periode hoog, maar kunnen naar verwachting pas na vier à vijf jaar na de heropening een daadwerkelijk referentiekader bieden. Verbreding van het publieksbereik vindt plaats door onder andere de diversiteit in programmering van tentoonstellingen en gebruikmaking van de collectie, publieksprogramma’s, educatie, marketing en effectieve samenwerking met diverse (culturele) partners.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat het Stedelijk Museum Amsterdam de prestatieafspraken op alle vlakken heeft behaald. Bovendien zijn de bezoekersaantallen hoog en zet het museum zich in om het publieksbereik te verbreden. De Amsterdamse Kunstraad stelt dat het museum (weer) toonaangevend programmeert en voldoet aan de term wereldklasse.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

STEIM

Inleiding

Bij de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat STEIM tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de artistieke en inhoudelijke ontwikkeling van STEIM.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

STEIM (Studio voor Electro-Instrumentale Muziek) is een binnen Nederland uniek medialab waar makers een beroep kunnen doen op de techniek, expertise en infrastructuur van de organisatie. STEIM beschikt over drie geluidsstudio’s en verschillende werkruimtes voor artists in residence. Wekelijks vinden er concerten en optredens plaats, van bij STEIM betrokken kunstenaars of makers van buiten. STEIM heeft tijdens deze kunstenplanperiode 40% minder subsidie tot zijn beschikking en heeft hierdoor moeten snijden in de organisatie. Het artistieke beleid is deels verschoven van instrumenten naar het thema ‘geluidskunst’.

 

STEIM werkt samen met de muziek- en geluidsopleidingen. Met het Glasmuseum, het Europees Keramisch Werkcentrum en Beeldenstorm wordt gewerkt aan digitaal aanstuurbare installaties en instrumenten voor in de publieke ruimtes van Muziekgebouw aan ‘t IJ. Daarnaast zijn er nauwe banden met andere werkplaatsen in Amsterdam. De kunstraad prijst de maatschappelijke betrokkenheid van de organisatie: STEIM ontwerpt en maakt instrumenten voor mensen met een beperking en ontwikkelt een game voor fysiotherapeuten. De kunstraad waardeert het uitgezette artistieke beleid waarin geëxperimenteerd wordt op de grensvlakken tussen muziek, geluid, beeldende kunst, architectuur en design en is nieuwsgierig hoe de organisatie zich de komende jaren op dit vlak verder gaat ontwikkelen.

 

De organisatie heeft de ambitie om samen met partners een permanente expositieruimte voor geluidskunst en muziek op te richten voor een groot publiek. Tot die tijd profileert STEIM zich als laboratorium, een plek voor makers. De organisatie heeft een trouwe achterban en de kracht van STEIM schuilt in het informele community-achtige karakter van de activiteiten. De kunstraad is echter van mening dat het erg belangrijk is om de activiteiten en het netwerk van makers dat bij de organisatie betrokken is (geweest) meer zichtbaar en inzichtelijk te maken, offline maar vooral ook online. De kunstraad constateert dat een visie voor het bereiken van verschillende doelgroepen ontbreekt, het zou bovendien een vooruitgang zijn wanneer de organisatie de gehanteerde artistieke toets duidelijker communiceert.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

STEIM houdt zich bezig met experimenteren met geluid en muziek en heeft gekozen voor een nieuwe aanpak. STEIM focust nu op fundamentele vragen die te maken hebben met de context van geluid en muziek, en gaat verbindingen aan met andere kunstdisciplines en andere sectoren in de samenleving (zorg, onderwijs).

 

STEIM werkt samen met een groot aantal Amsterdamse kunst- en cultuur instellingen zoals The Beach, de Appel, TodaysArt, Sonic Acts, Nowhere, Muziekgebouw aan ’t IJ, en met Amsterdamse onderwijsinstellingen zoals het Conservatorium van Amsterdam, de Gerrit Rietveld Academie, het Hyperion Lyceum en het Calandlyceum. STEIM heeft moeite met het bereiken van scholen waardoor de prestaties op het gebied van cultuureducatie achterblijven. Op het gebied van talentontwikkeling heeft STEIM goed gepresteerd in 2014 met het opleiden van 17 jonge makers via een formele masteropleiding. Het aantal publieksevenementen lag in 2014 duidelijk boven de begroting.

 

Hoewel STEIM direct heeft gereageerd op de lagere (subsidie-)inkomsten per 2013, is de financiële positie van STEIM nog steeds kwetsbaar (de marges zijn krap). Daarbij komt dat STEIM voor 1 januari 2018 moet verhuizen naar een nieuwe locatie die nog gevonden moet worden. Een verhuizing zal extra kosten met zich meebrengen. STEIM is voornemens de komende twee jaar het eigen vermogen te versterken. STEIM probeert de eigen inkomsten verder te verhogen door onder meer te experimenteren met nieuwe verdienmodellen met betrekking tot software en muziekinstrumenten.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat STEIM als gevolg van lagere (subsidie-)inkomsten per 2013 in een financieel kwetsbare positie verkeert. Op het gebied van talentontwikkeling is goed gepresteerd. De Amsterdamse Kunstraad stelt dat de organisatie zich artistiek en inhoudelijk voldoende heeft ontwikkeld maar is van mening dat het voor STEIM belangrijk is om de activiteiten en het netwerk meer zichtbaar en inzichtelijk te maken.

 

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

Tolhuistuin

Inleiding

Bij de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat de Tolhuistuin tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de artistiek-inhoudelijke invulling van de activiteiten met samenwerkingspartners en van de initiatieven in het kader van talentontwikkeling en educatie.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

De Tolhuistuin is een apart geval binnen het kunstenplan: enerzijds is het een organisatie die al zeven jaar programma’s maakt, anderzijds is het een podium dat pas in het najaar van 2014 geopend is. De evaluatie is wat betreft de podiumfunctie dus gebaseerd op een tamelijk korte geschiedenis. De kunstraad is benieuwd hoe de organisatie zich verder gaat ontwikkelen.

 

De kunstraad ziet dat de Tolhuistuin inmiddels een stevig programmateam heeft gevormd, dat in de programmering van de kleinere ruimtes (zoals de IJzaal en de Tuinzaal) en de buitenruimte een interessant en onderscheidend profiel weet aan te brengen. De programmering van de Concertzaal (de grote zaal) wordt grotendeels verzorgd door Paradiso: ‘Paradiso Noord’. De eigen programmering van de Tolhuistuin is in deze zaal weinig zichtbaar en het is onduidelijk hoe het programma aanvullend is ten opzichte van het programma van Paradiso.

Een substantieel deel van het programma van de Tolhuistuin komt tot stand in samenwerking met ‘medebewoners’ van het terrein, zoals de SLAA, Framer Framed en Solid Ground. De kunstraad ziet een veelvormig en multidisciplinair programma op het Tolhuistuinterrein, maar krijgt onvoldoende beeld van de exacte artistiek-inhoudelijke rol en toegevoegde waarde van de Tolhuistuin in dergelijke samenwerkingen.

 

Tolhuistuin weet zijn buurtfunctie in de ogen van de kunstraad prima in te vullen: de lokale bevolking lijkt zich al snel thuis te voelen in de tuin en wordt met een aantal activiteiten ook goed bereikt.

 

De kunstraad is van mening dat de Tolhuistuin, gezien de mogelijkheden van het terrein en de plek in de stad, een taak heeft te vervullen op het gebied van cultuureducatie en talentontwikkeling. De beschikbare informatie biedt de kunstraad op dit moment echter weinig zicht op de strategie van de instelling op dit vlak, en welke artistiek-inhoudelijke bijdrage vanuit de Tolhuistuin aan deze activiteiten wordt geleverd.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur
Vanaf 1 januari 2013 maakt de Tolhuistuin deel uit van het Kunstenplan 2013-2016. De start was later omdat de verbouwing vertraagd was. Vanaf mei 2014 draaide de Tolhuistuin proef en op 19 september 2014 is de Tolhuistuin officieel geopend.

 

Ondanks de verlate oplevering van het gebouw is de Tolhuistuin erin geslaagd een deel van de geplande programmering te realiseren. In 2013 zijn al wel activiteiten georganiseerd, met name in de tuin van het complex. Dat de oorspronkelijke doelstellingen niet gehaald zouden worden werd medio 2013 duidelijk. In overleg met Kunst en Cultuur zijn de prestatieafspraken bijgesteld en is afgesproken dat een deel van de subsidie over 2013 doorgeschoven kon worden naar 2014 en 2015. In 2013 zijn de bijgestelde prestatieafspraken ten aanzien van de kernactiviteiten niet gehaald, in 2014 wel.

 

Er wordt divers geprogrammeerd, voor buurtbewoners en voor publiek dat Paradiso bezoekt. De Tolhuistuin bedient hiermee een breed publiek binnen het stadsdeel en programmeert stadsdeeloverschrijdend.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat de Tolhuistuin in 2013 de (bijgestelde) prestatieafspraken ten aanzien van de kernactiviteiten niet gehaald heeft. In 2014 is dit wel gelukt. De Amsterdamse Kunstraad is van mening dat de Tolhuistuin een onderscheidend programma aanbiedt in de kleinere zalen van het complex, maar mist een eigen profiel in de Concertzaal. Ook komt de artistiek-inhoudelijke rol van de Tolhuistuin in samenwerkingen met andere partijen niet duidelijk over het voetlicht, zowel bij de programmering in de zalen als bij educatieve activiteiten.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.

Vondelpark Openluchttheater

Inleiding

Na de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016 is bepaald dat het Vondelpark Openluchttheater (VOLT) tussentijds geëvalueerd wordt. Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Amsterdamse Kunstraad (artistiek-inhoudelijke evaluatie) en de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Amsterdam (zakelijke evaluatie). De nadruk in deze evaluatie ligt op de kwaliteit en het bereik van de voorstellingen.

Artistiek-inhoudelijke evaluatie door de Amsterdamse Kunstraad

De kunstraad vindt het Vondelpark Openluchttheater een laagdrempelig podium op een bijzondere plek in de stad. De kunstraad beschouwt de programmering van VOLT als degelijk, maar in artistiek opzicht niet bijzonder spannend. Veel van de gepresenteerde artiesten zijn ook elders in de stad te zien, maar door de onderscheidende setting (in de openlucht en in de zomer) vervult VOLT wel een aanvullende rol binnen het Amsterdamse podiumaanbod.

VOLT programmeert regelmatig beginnend talent als voorprogramma bij een bekendere hoofdact. Dat dit opstapje op een groter podium kansen biedt voor nieuw talent heeft zich inmiddels bewezen, bijvoorbeeld bij singer-songwriters. Op deze manier draagt het podium volgens de kunstraad bij aan de talentontwikkelingsmogelijkheden van de stad.

 

Het podium weet een groot publiek te bedienen. De duidelijke horizontale formattering van het programma (bepaalde genres op vaste momenten van het weekend) biedt het publiek een praktische gids wat het wanneer kan verwachten. De kunstraad beschouwt het bereikte publiek echter wel als enigszins homogeen: voor een groot deel betreft het de bewoners van de directe omgeving (Amsterdam West, Zuid en Centrum). De programmering biedt in de ogen van de kunstraad weinig elementen die er op wijzen dat VOLT probeert een meer divers publiek te trekken.

Zakelijke evaluatie door Kunst en Cultuur

Het Vondelpark Openluchttheater heeft in 2013 en 2014 de prestaties ruimschoots gehaald. Beide jaren kenden zeer goede zomers waardoor het publieksbereik groot was. Ook door het seizoen te verlengen van mei tot en met september is er een groter publiek bereikt.

 

De activiteiten van het Vondelpark Openluchttheater zijn in principe gratis. De directe inkomsten bestaan uit inkomsten uit de horeca en vrijwillige bijdragen van het publiek. Dit maakt de inkomstenpositie kwetsbaar. Daar staat tegenover dat de solvabiliteit en liquiditeit van VOLT goed zijn. Het percentage eigen inkomsten bedroeg in de jaren 2013 en 2014 bijna 70%.

 

In 2014 is gestart met de organisatie van theatercursussen in de zomerperiode, waarmee 1500 jongeren zijn bereikt. Hiermee is het publieksbereik vergroot, wordt een bijdrage geleverd aan cultuureducatie en zijn extra inkomsten gegenereerd.

Conclusie

Kunst en Cultuur concludeert dat het Vondelpark Openluchttheater in 2013 en 2014 de prestatieafspraken ruimschoots heeft behaald en dat de financiële positie – hoewel grotendeels leunend op kwetsbare eigen inkomsten – momenteel goed is. De Amsterdamse Kunstraad ziet dat VOLT een relevante functie vervult in de stad als sympathieke presentator van toegankelijk podiumkunstenaanbod.

 

De tussentijdse evaluatie geeft geen aanleiding tot bijstelling van de hoogte van de subsidie gedurende de lopende periode van het kunstenplan.