Advies

Advies Addenda Amsterdam Bis

De kunstraad is gevraagd advies uit te brengen over de aangepaste aanvragen van de instellingen in de Amsterdamse Basisinfrastructuur (Amsterdam Bis) in het Kunstenplan 2021-2024.

De subsidieaanvragen voor de Amsterdam Bis als onderdeel van het Kunstenplan 2021-2024 zijn opgesteld in de periode voor de coronacrisis. Zowel in de plannen als in de beoordeling is geen rekening gehouden met de grote impact die de coronacrisis heeft op de cultuursector en de culturele instellingen.

De kunstraad is gevraagd te adviseren over de aangepaste aanvragen voor de Amsterdam Bis, met dien verstande dat er geen lagere (of hogere) subsidiebedragen kunnen worden toegekend en de subsidie ook niet gestopt kan worden. Het doel van deze advisering is om per sector inzicht te krijgen in de veranderde omstandigheden en de wijze waarop het college daar rekening mee moet houden bij de monitoring.

Het is gebruikelijk dat instellingen een aangepast plan indienen als zij een lager bedrag hebben gekregen dan gevraagd (en dus begroot). In dit geval hebben instellingen niet alleen te maken met (vaak) een ander subsidiebedrag dan gevraagd, maar ook met de impact en gevolgen van de coronacrisis.

De instellingen is gevraagd een addendum aan te leveren – een tekstuele uitleg over de aanpassing van de plannen en prestaties van ongeveer 2000 woorden. Daarnaast een aanpassing van de prestaties en financiën in het activiteitenoverzicht en de meerjarenbegroting.

Advies

De kunstraad constateert dat het verschil in aangeleverde informatie erg groot is. De addenda zijn opgesteld voor 1 juni van dit jaar, in een periode dat veel instellingen nog gesloten waren. De gemeente heeft de instellingen gevraagd ‘een zo realistisch mogelijke inschatting’ te maken van de aanpassingen die men verwacht te maken in de plannen, prestaties en begroting. Maar midden in de coronacrisis is het niet goed mogelijk een gerichte voorspelling voor de toekomst te doen; de crisis golft nog steeds. Het is lastig een inschatting te maken van het publieksgedrag, een essentiële factor in het geheel. Door de verrekening van de coronasteun met andere inkomstenbronnen, zijn instellingen ook in onzekerheid over hun financiën. Wanneer steungeld moet worden terugbetaald, kan ‘matchingsgeld’ vervallen en blijkt dat de NOW bij nader inzien verkeerd is vastgesteld. Instellingen teren in op wat begin 2020 een gezonde en stabiele bedrijfsvoering was.

De kunstraad ziet dat veel instellingen in de ‘overlevingsmodus’ zitten. In de begintijd van corona heeft ieder voor zich geprobeerd om waar mogelijk doorgang te kunnen geven aan activiteiten of kunstuitingen. De sector blonk uit in wendbaarheid: in korte tijd verplaatste een deel van de live programmering naar online. Het leverde een hybride programmering op en het resulteerde in een toename aan kijkers en een nieuw publiek. Doordat er niet gereisd kon worden, hebben instellingen de capaciteit die eerst op het internationale werk zat, ingezet voor lokale activiteiten. Andere hebben hun online-strategie versneld tot uitvoering gebracht.

Nu de zalen (met vaste zitplaats) weer volledig open mogen, lijken de blikken vooral gericht op het zo snel mogelijk weer doen wat beloofd was. Er wordt ervaring meegenomen in de plannen voor de toekomst – zo verwachten veel instellingen online programmering te continueren en mede met het oog op de klimaatdiscussie minder te reizen. Toch ziet het ernaar uit dat opgedane kennis vooral binnen de eigen organisatie wordt benut. De tijd is nog niet gegeven en genomen om een visie te ontwikkelen en een duurzame vertaling te geven aan de lessen die geleerd zijn.

Disciplines

Op verzoek van de gemeente heeft de kunstraad gekeken of er verschillen zijn tussen de disciplines (in de Amsterdam Bis) als het gaat om de mate waarin zij te lijden hebben gehad onder de coronabeperkingen. De kunstraad benoemt hierbij ook een aantal sector overstijgende zaken.

 

Verliezen
De kunstraad constateert dat er in alle disciplines grote verliezen zijn geleden. Maar er zijn onderlinge verschillen. De coronabeperkingen hebben de instellingen met een heel hoog percentage eigen inkomsten het hardst geraakt. Ook de vraag of zij zelf cultureel vastgoed exploiteren maakt verschil. Instellingen zonder eigen gebouw waren flexibeler in het terugbrengen van vaste lasten. Gezelschappen die zelf geen publiek ontvangen, omdat zij bespeler zijn, staan er door de combinatie van financiële steun en minder uitvoeringskosten (zij konden immers niet optreden) op financieel gebied minder slecht voor.
Musea en podia zijn daarentegen meer in de problemen gekomen door de coronacrisis. De kosten voor het vastgoed liepen door, terwijl de inkomsten uit kaartverkoop wegvielen. De podia hebben niet alleen inkomsten uit kaartverkoop gemist, ook de markt voor zalenverhuur is stilgevallen. Door de specifieke en generieke steun hebben zij het hoofd boven water weten te houden. Ze hebben veel hinder ervaren door de aanhoudende onzekerheid over het einde van de maatregelen. Zo zijn voorstellingen meermaals verzet, wat tot een hoge werkdruk en veel frustratie heeft geleid. Ten tijde van het schrijven van de addenda hadden de podia die ook in de nacht programmeren een meer hoopvolle verwachting van wat op den duur mogelijk zou zijn. Omdat nachtcultuur nog steeds beperkt is tot middernacht, kloppen de destijds geschreven voorspellingen niet meer.

 

Internationaal
Een belangrijke wijziging door de coronapandemie die dwars door de disciplines heen gaat is het wegvallen van buitenlandse tournees en internationale samenwerkingen. Het ligt niet voor de hand dat een internationaal netwerk dat in vele jaren is opgebouwd meteen omvalt, maar de gevolgen van de pandemie hebben (en zullen) beslist hun sporen nagelaten.
Het geld dat niet internationaal is uitgegeven is in een groot aantal gevallen ingezet voor het ontwikkelen van online diensten en lokale activiteiten. Door uitblijven van internationale ‘grootheden’, is er veel meer plek voor (jong) lokaal talent.

 

Jonge makers
Door de sluiting van de podia die bijna anderhalf jaar heeft geduurd is er een stuwmeer aan producties ontstaan die nog in première moeten. Voor jonge makers is het daardoor extra lastig er tussen te komen en een publiek op te bouwen. Daar staat tegenover dat enkele grote instellingen jonge makers kansen hebben gegeven die ze onder normale omstandigheden niet hadden gekregen. Maar of deze relaties blijvend van aard zijn, is nog maar de vraag.

 

Educatie
De educatieplannen zijn in grote mate gedwarsboomd doordat het onderwijs zich verplaatste naar online. Deze omschakeling was voor de scholen zo intensief, dat er veelal geen ruimte was om in die context de kunst- en cultuureducatie te continueren. Voor de educatie gericht op jongeren hebben verschillende instellingen wel online alternatieven ontwikkeld.

 

Digitalisering en hybride programmering
Corona heeft de hele wereld (en dus ook de kunst- en cultuursector) uitgedaagd om digitale alternatieven te zoeken voor fysieke toepassingen. Culturele instellingen zijn hier zorgvuldig mee omgesprongen: het was de aanleiding voor nieuwe experimenten hoe digitale cultuur kan bijdragen aan interactie in de samenleving. Programmering wordt steeds meer hybride, de tendens van ontschotting die al gaande was, is nog verder doorgezet. Daarnaast heeft de pandemie bijgedragen aan een groeiend besef dat digitale toepassingen kansen bieden, maar ook belemmeringen en gevaren met zich meebrengen. Digitale cultuur heeft hierdoor een nog belangrijkere rol gekregen: kritisch en inventief experimenteren en (mediawijze) alternatieven presenteren voor de huidige en toekomstige digitale samenleving. Het (mogelijke) verdienmodel rond digitale cultuur is alleen nog niet doorontwikkeld.

Gezamenlijk vertrouwen: geen prestatiedruk

In december 2020 hebben de instellingen in de Amsterdam Bis een verleningsbeschikking ontvangen voor een vierjarige subsidie. ‘Omdat het verdere verloop van de crisis nog ongewis’ was, heeft het college besloten dat met betrekking tot het vaststellen van de subsidies op basis van de kwantitatieve prestaties door de instellingen in het jaar 2021 ‘coulance’ wordt betracht.

De kunstraad zou willen spreken van ‘gezamenlijk vertrouwen’ en adviseert ook in 2022, 2023 en 2024 geen harde prestatie-eisen te stellen. Instellingen moeten de ruimte krijgen zich te hernemen en in te spelen op de verander(en)de situatie en het publieksgedrag.

De enorme veerkracht en vastberadenheid die de sector heeft laten zien heeft een grens bereikt. De combinatie van toenemende prestatiedruk en lagere budgetten zorgt voor ongezonde arbeidssituaties en bedrijfspraktijken. Bovendien is er al een uitstroom van werkenden uit de sector gaande, wat groei minder makkelijk maakt. Ook het klimaat voor freelancers en zelfstandigen kan verbeteren als de focus verplaatst en prestatiedruk niet de boventoon voert. Het kan ruimte scheppen voor experimenten en flexibiliteit.

Er zit nog veel onzekerheid in het bezoekersgedrag en de bezoekersaantallen. Daarbij is de bezoekerservaring enorm gesloten, gecontroleerd en technisch geworden. Internationaal bezoek is minimaal, vooral musea hebben hieronder zwaar te lijden. Als het bezoekersgedrag zich niet meer tot het oude niveau herstelt, zal dat vragen om tijdelijke compensatie voor inkomstenderving en in elk geval geen harde prestatie-eisen. Zo hebben instellingen de tijd om naar duurzamere businessmodellen toe te werken. Juist door hier nu in te investeren, leg je een ondergrond voor toekomstige publieks- en exploitatiemodellen.

Monitoring
De kunstraad is van mening dat er naar aanleiding van de addenda op artistiek inhoudelijk gebied geen extra eisen of nieuwe plannen van instellingen gevraagd moeten worden. De instellingen die opgenomen zijn in de Amsterdam Bis zijn stuk voor stuk instellingen die zich bewezen hebben. Met hun kunstenplansubsidie en plek in de Amsterdam Bis heeft de gemeente hen het vertrouwen gegeven. De kunstraad is van mening dat nu het moment is om het vertrouwen te vertalen in rust en ruimte. Rust voor artistieke ontwikkeling en innovatie en ruimte om zich ad hoc aan te passen zonder druk van te leveren prestaties. Instellingen moeten gestimuleerd worden risicovol te (blijven) programmeren en niet alleen op safe te spelen om een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Laat het artistieke proces boven publieksaantallen prevaleren.
Monitoring van de zakelijke kant blijft uiteraard belangrijk. De kustraad adviseert de gemeente naast het monitoren van de financiën goed te kijken of de codes nageleefd worden en of de instellingen de verantwoordelijkheid binnen hun keten nemen.

 

Codes
Aan de instellingen is kenbaar gemaakt dat onderschrijving van de codes (de Fair Practice Code, de Governance Code Cultuur, en de Code Diversiteit en Inclusie) en uitvoering van het door de instellingen zelf opgestelde actieplan diversiteit en inclusie als voorwaarden van kracht blijven. De kunstraad benadrukt dat het naleven van deze codes essentieel is en een belangrijk punt van de monitoring moet zijn. De codes staan voor een professionalisering van de sector, eerlijke vergoedingen, veilig werkklimaat en goed bestuur.

 

Kunstenaarsklimaat
Daarnaast hebben de instellingen die op naam in de Amsterdam Bis zitten een verantwoordelijkheid binnen de infrastructuur. De afgelopen anderhalf jaar waren voor veel (zelfstandige) makers niet makkelijk: afgestudeerde makers hebben geen presentatieplekken en vinden moeilijk aansluiting bij instellingen, er is amper doorstroom en veel stagnatie. Dit raakt de hele keten, dus ook midcareer makers. De alternatieve biotopen, waar makers zich konden ontwikkelen buiten de kunstacademies, zijn grotendeels niet ondersteund en hebben de afgelopen jaren niet door kunnen werken.
In onder andere de popmuziek is meer gerichte ondersteuning voor uitvoerende muzikanten, artiesten en hun crew nodig. Het blijkt dat artiesten die meewerken aan livestream-optredens niet altijd (correct) worden betaald.

Steun
Het loslaten van de maatregelen betekent niet dat er straks geen steun meer nodig is. Er is voor publiek nog een grote drempel als het gaat om het bezoeken van cultuur, dat is niet in korte tijd weer op het niveau van voor de coronapandemie. Zeker internationaal toerisme is nog steeds beperkt, wellicht is dit van blijvende invloed op het cultuurbezoek. Daarnaast zijn instellingen gelden van sponsoren en huurders kwijtgeraakt. De (financiële) gevolgen van de coronacrisis zullen voor de culturele sector zeker nog enkele jaren doorwerken. Sommige instellingen verwachten zelfs de grootste klappen vanaf 2022.

De landelijke steunbetuiging voor het belang van kunst en cultuur wordt node gemist. Hierin kan de gemeente – in woord en gebaar – een verschil maken. In een open brief in de Volkskrant hebben de wethouders cultuur van de vier grote steden het Rijk begin september opgeroepen niet op 1 oktober te stoppen met de generieke economische steunmaatregelen voor cultuur . Het kabinet heeft hier beperkt gehoor aan gegeven en wil vooralsnog alleen de instellingen die ook na 1 oktober nog niet volledig open kunnen, compenseren . Het stoppen van de Tozo-regeling per die datum komt voor veel zelfstandige ondernemers in creatieve beroepen te vroeg. De markt waarop zij hun brood verdienden is nog lang niet op het peil van 2019. Een nieuwe steunronde van de gemeente Amsterdam zou zeker ook ten goede moeten komen aan deze groep.

 

Bestemmingsreserve
Verschillende culturele instellingen hebben bericht gekregen dat zij een deel van de ontvangen steungelden van 2020 (Fase 1 en 2) moeten terugbetalen. Voor sommige instellingen is hiervan de consequentie dat de steun die zij landelijk hebben ontvangen, vervalt. De kunstraad begrijpt dat de gemeente handelt conform vooraf opgestelde richtlijnen, maar verzoekt het gemeentebestuur waar mogelijk meer naar de geest van de wet te handelen. De kunstraad adviseert de gemeente het terugbetalen van de steungelden van Fase 1 en 2 op dit moment – nog middenin de crisis – te heroverwegen, zeker als instellingen ook in aanmerking komen voor steungeld uit Fase 4. Instellingen zou de mogelijkheid geboden moeten worden hun teveel aan ontvangen steungeld weg te zetten in een bestemmingsreserve voor 2022 en 2023 – ter compensatie van (dan) geleden verliezen.

 

Fase 4 en verder
Tevens adviseert de kunstraad de steun Fase 4, ook bij de afrekening, zo in te richten dat er optimaal gebruik gemaakt kan worden van het steungeld – ook in mogelijke combinatie met generieke en specifieke landelijke steun. De regeling zou ruimer opengesteld kunnen worden, waarbij het belangrijk is dat instellingen duidelijk gemaakt wordt wat er binnen de regeling(en) wél (extra) gefinancierd kan worden – de ‘regels’ lijken namelijk niet voor iedereen even helder.

Er bestaat in de sector onzekerheid over de oormerking van de gemeentelijke steungelden. De kunstraad ziet dat de wethouder en haar ambtenaren zich er hard voor hebben gemaakt dat de steungelden die niet gebruikt zijn in Fase 1 en 2, ingezet zijn voor Fase 3. Hetzelfde gebeurt nu voor Fase 4. De kunstraad benadrukt dat het essentieel is voor de culturele sector dat de culturele steungelden ook ná Fase 4 beschikbaar blijven voor kunst en cultuur en niet terugvloeien naar de algemene middelen.

 

Vastgoed
De gemeente kan extra bijdragen aan herstel van de cultuursector door de weerbaarheid van de kleinere en doorgaans kwetsbare instellingen te versterken, met name door een sterke en ruimhartige impuls te geven aan hun huisvesting in duurzaam cultureel vastgoed. Dit voorkomt kapitaalvernietiging en schept meer ruimte voor artistieke innovatie.
De kunstraad pleit voor meer zekerheid over locaties, een bevriezing van huren, begrip en medewerking bij huurachterstanden en openstaan voor dialoog met betrekking tot meerjarige onderhoudsplannen. Leegstand kan benut worden voor culturele huurders op basis van een cultureel tarief.

Verlenging kunstenplan periode
Samen met de Raad voor Cultuur, de Rotterdamse en Groningse kunstraad en Kunsten ’92 heeft de Amsterdamse Kunstraad aan de kabinetsinformateur gevraagd de huidige cultuurplanperiode met een of twee jaar te verlengen.
Zowel voor instellingen als voor het proces van subsidietoekenning komt een volgende periode in 2025 te vroeg. De plannen voor het tijdvak 2021-2024 konden door de coronapandemie (nog) niet uitgevoerd worden en zijn in veel gevallen verschoven naar de toekomst. Het opstellen van het startdocument voor een nieuwe kunstenplanperiode, de Verkenning van de kunstraad, gaat zonder verlenging medio 2022 beginnen. De contouren voor een nieuw kunstenplan worden geschetst, terwijl het huidige kunstenplan inhoudelijk dan nog maar net begonnen is. Instellingen zouden in 2023 hun plan voor de periode 2025-2028 moeten opstellen.
De kunstraad vindt dit niet realistisch en roept de wethouder Kunst en Cultuur op, samen met haar collega-wethouders in de G4 bij de minister van OCW verlenging van het huidige kunstenplan te bepleiten.

 

De kunstraad adviseert
• gezamenlijk vertrouwen: geen harde prestatie-eisen in 2022, 2023 en 2024
• monitoring vooral op financiële kant, met in acht neming van de codes
• steungeld in bestemmingsreserve en ruimere openstelling steunregeling
• ondersteuning en stimulans op het gebied van vastgoed
• verlenging van de huidige kunstenplanperiode