Een sterk huis voor de stad
Advies op de gezamenlijke toekomstvisie van Stadsschouwburg Amsterdam en Toneelgroep Amsterdam
Op 12 januari 2017 hebben de Stadsschouwburg Amsterdam (SSBA) en Toneelgroep Amsterdam (TA) een gezamenlijke toekomstvisie gepresenteerd in hun notitie Een internationaal eigentijds theater. De notitie is een eerste aanzet tot een vergaande samenwerking, die in de komende maanden nader vorm gegeven wordt.
Beide instellingen zijn opgenomen in de A-Bis. Wethouder Ollongren heeft daarom op 20 januari aan de Amsterdamse Kunstraad gevraagd een inhoudelijk advies te geven ten aanzien van de gepresenteerde visie voor de toekomst van de Stadsschouwburg Amsterdam en Toneelgroep Amsterdam. Zij acht dit advies van belang voor de verdere uitwerking van de organisatorisch-bestuurlijke inrichting van beide organisaties in de komende maanden.
Werkwijze
De kunstraad heeft kennisgenomen van de notitie en gesproken met diverse sleutelfiguren in het Amsterdamse en Nederlandse theaterveld. Hij heeft gekeken of er genoeg draagvlak voor de samenwerking bestaat en welke mogelijke gevolgen de samenwerking kan hebben, ook voor de rest van de theaterketen in de stad. Hierbij zijn de artistiek-inhoudelijke aspecten gewogen als ook het publieksbereik en de verhouding tussen de schouwburg en de andere podia in de stad. Bijzondere aandacht heeft de kunstraad voor educatie en diversiteit, omdat deze onderwerpen in het advies Zo mooi anders. Advies ter voorbereiding van het Amsterdamse Kunstenplan 2017 – 2020.
Zo mooi anders van juni 2016 nadrukkelijk zijn geagendeerd als prioriteiten in het cultuurbeleid. Voorts is gekeken in hoeverre de gezamenlijke toekomstvisie afwijkt van de ondernemingsplannen die zijn ingediend voor het Kunstenplan 2017-2020 en die ongeveer een jaar geleden zijn beoordeeld.
Alvorens een advies te geven over de notitie schetst de kunstraad kort het voornemen van SSBA en TA, alsmede de context rond dit voornemen, dat niet op zichzelf staat.
Voornemen SSBA en TA
Het voornemen tot verdieping van de bestaande samenwerkingen tussen TA en SSBA is naar buiten gebracht onder het motto ‘Het gaat goed, maar het kan beter’. Zonder het woord fusie te gebruiken schetsen de instellingen in twaalf punten wat de kracht van het samenwerkingsverband zou kunnen zijn. In de notitie wordt gerefereerd aan ‘het theater’ om de samenwerking aan te duiden.
Het theater op het Leidseplein moet ‘een vuurtoren van eigentijds internationaal theater met de spanwijdte van Amsterdamse buurten tot de hele wereld’ zijn. Het theater wil het beste bieden op het vlak van toonaangevende grootschalige toneel- en dansvoorstellingen. Het theater biedt een thuisbasis voor een grootschalig internationaal repertoiregezelschap en programmeert een scherpe keuze uit de productie van de BIS-gezelschappen, toneel en dans. Bestaande formats als Expanding Theatre en Wish you were here worden in elkaar geschoven en maken deel uit van een breed scala aan ‘perspectiefprogramma’s’. Het theater is een Talent Centre waarin talentontwikkeling, het theatervak en educatie centraal staan. Er wordt samengewerkt met een breed scala aan partners (zoals Adelheid Roosen/Zina, De Balie, Frascati, Pakhuis de Zwijger, Holland Festival en diverse scholen). Het theater richt zich op een breed publiek, een publiek van alle leeftijden en ‘met specifieke aandacht voor de culturele diversiteit en de randen van onze kleine stad met een wereldziel’.
Op organisatorisch vlak willen de instellingen in elk geval beider afdelingen fondsenwerving, educatie en marketing en communicatie samenvoegen. Het theater streeft er naar één huis te worden en één relatie met de stad, één relatie met het rijk en één relatie met de fondsen te hebben. Beide Raden van Toezicht hebben zich achter het voornemen geschaard.
Context
Toneelgezelschappen in de landelijke BIS maken een transitie door. In Groningen heeft het Noord Nederlands Toneel sinds 1 januari 2017 een nieuwe artistiek en algemeen directeur in de persoon van Guy Weizman, tevens artistiek leider bij het dansgezelschap Club Guy & Roni. Bij Het Zuidelijk Toneel in Tilburg werkt Piet Menu als Artistiek directeur, die deze rol invult als intendant van een ‘huis van makers met een opkomende, innovatieve, internationale uitstraling’. In Maastricht is na het vertrek van artistiek leider Arie de Mol een tweekoppige artistieke leiding aangetreden van Servé Hermans en Michel Sluysmans en is Oscar Wibaut Algemeen Directeur. Van de negen toneelgezelschappen in de BIS, zijn de veranderingen het grootst in Den Haag en Rotterdam, waar sprake is van een fusie tussen schouwburg en huisgezelschap. In Den Haag is per 1 januari 2017 Het Nationale Theater ontstaan, een fusie van theatergezelschap het Nationale Toneel, jeugdtheatergezelschap NTjong, de Koninklijke Schouwburg en Theater aan het Spui. Theater Rotterdam profileert zich, ook sinds 1 januari 2017, als het nieuwe stadstheater in Rotterdam en is een fusie van het Ro Theater, de Rotterdamse Schouwburg, Productiehuis Rotterdam en het acteurscollectief Wunderbaum.
De keuze voor het samenvoegen onder één leiding van schouwburg en huisgezelschap, wordt in vakkringen het ‘Duitse model’, of het ‘intendantenmodel’ genoemd. Duitsland kent toneelhuizen en concertzalen die zowel programmeren als produceren. Vaak is er ook opera en/of dans te zien. De intendant die aan het hoofd staat van het plaatselijke Schauspielhaus vervult een belangrijke, maatschappelijke positie in de stad. Voorafgaand aan deze benoemingen is politieke sondering gebruikelijk.
Tijdens de beoordeling van de aanvragen voor de BIS in het Cultuurplan 2017-2020 heeft de Raad voor Cultuur geadviseerd Toneelgroep Amsterdam het maximale subsidiebedrag toe te kennen vanwege de internationale excellentie van het gezelschap. Als tweede grote gezelschap in de randstad is Het Nationale Theater aangewezen op grond van de bereidheid veel voorstellingen te verzorgen in de rest van het land. Omdat de overzicht toegekende rijkssubsidie toneelgezelschappen 2017-2020
BIS in de randstad slechts plaats heeft voor twee ‘grote instellingen theater’, heeft de nieuwe coalitie in Rotterdam aanmerkelijk minder landelijke subsidie toebedeeld gekregen.
De discussie over het theaterbestel is niet nieuw. In november 1998 verscheen het Pamflet over de toekomst van het toneelbestel van een commissie theatermakers onder voorzitterschap van Felix Rottenberg, waarin werd aangestuurd op het vormen van twee grote toneelgezelschappen, een van internationale statuur dat voornamelijk in Amsterdam speelt en de ander als reisgezelschap. De aanbevelingen zijn destijds niet overgenomen door de toenmalige staatssecretaris cultuur en media, Rick van der Ploeg, maar bleven wel voortleven in de hoofden van de betrokken toneelleiders.
De Raad voor Cultuur doet momenteel onderzoek naar het theaterbestel ter voorbereiding van de sectoranalyses die als bouwsteen zullen dienen voor de beleidsperiode 2021-2024.
Advies
De kunstraad staat positief tegenover de gedachte de samenwerking te intensiveren en te komen tot één theaterhuis. De twaalf uitgangspunten in de notitie Een internationaal eigentijds theater zijn op een aangename manier ambitieus. De kunstraad ziet een grote mate van continuïteit in de inhoudelijke ambities die nu door SSBA en TA gezamenlijk worden gepresenteerd en de individuele ondernemingsplannen die zijn ingediend voor het Kunstenplan 2017-2020.
Ivo van Hove, directeur van Toneelgroep Amsterdam, is een uniek dubbeltalent. De hoogstaande artistieke prestaties die hij levert, staan zijn zakelijke kwaliteiten geenszins in de weg. In het licht van zijn ervaring, onder meer als artistiek leider van het Holland Festival, heeft de kunstraad vertrouwen dat hij een interessante programmering kan realiseren waarin Toneelgroep Amsterdam een prominente rol vervult.
Het voornemen kwam voor de kunstraad niet als een verrassing. Reeds in 2006 bij het uitspreken van zijn Staat van het Theater bracht Ivo van Hove naar voren ‘dat schouwburgen in de grote steden geleid zouden moeten worden door huisgezelschappen’.
Artistiek
In de visie van de kunstraad is SSBA de huisbaas en TA de bewoner. Het artistieke gezicht van de nieuwe constellatie kan niet alleen worden bepaald door het huisgezelschap. De kunstraad adviseert voorwaarden in te bouwen ter bescherming van de programmering van SSBA. Als er consensus is over het gezamenlijk artistieke profiel, dat nog scherper mag worden, kan het artistieke team hier invulling aan geven.
De kunstraad vindt het belangrijk dat de bestaande balans tussen produceren en presenteren gecontinueerd wordt. In het theater is volgens het plan ruimte voor toneel en dans. Een schouwburg die alleen een toneeltempel is, doet zichzelf tekort.
Bijzondere aandacht moet uitgaan naar multidisciplinaire activiteiten en crossovers. De spanning moet ook in het interdisciplinaire gezocht worden. SSBA speelt hier op in met initiatieven als de Grote Kunstshow en Expanding Theatre. Deze appelleren aan een ander publiek, omdat ze de disciplines overstijgen. Maar ook voor bijvoorbeeld de kleinere operavoorstellingen, die in Het Muziektheater niet terecht kunnen, moet een stadsschouwburg plek blijven creëren.
Er moet afstemming plaatsvinden over welke titels wanneer geprogrammeerd worden, over wat geschikt is voor welk publiek, met een goede balans in genres. Het aanbod zal relevant en complementair moeten zijn op wat er verder in de stad te zien is.
De kunstraad ziet geen reden de ondernemingsplannen die voor deze kunstenplanperiode zijn ingediend niet uit te voeren. Daarbinnen is alle ruimte voor een andere dynamiek en andere accenten, op het gebied van toneel, van dans en interdisciplinair. Dat de verhouding tot de stad hierbij een belangrijke rol speelt is voor de kunstraad evident. Immers een stadstheater dat de grootstedelijke realiteit tot onderwerp maakt van zijn artistieke product, kan betekenissen creëren met een universeel karakter.
Diversiteit
Het is van belang dat het beoogde theater een verantwoordelijkheid voelt voor de stad, haar diversiteit en de breedte van het publiek. Dat moet volgens de kunstraad de gezamenlijke missie zijn. In de notitie kondigen de opstellers aan een actief diversiteitsbeleid te voeren in de medewerkersgroep suppoosten, barpersoneel, medewerkers op het toneel en achter de schermen. De kunstraad verwacht dat het beoogde theater de Code Culturele Diversiteit
Code Culturele Diversiteit toepast en in het programma, het publiek, het personeel en de partners streeft naar een representatieve afspiegeling van de Amsterdamse bevolking.
De kunstraad adviseert het gemeentebestuur het beoogde theater te bevragen op de visie die het heeft op culturele diversiteit, de verhouding presentatie en programmering en op welke manier de stad een plaats krijgt in de programmering. Met welke partners wil het theater de representatie van de veelkleurigheid van de stad op het podium realiseren?
Internationaal
Ivo van Hove heeft zich ontwikkeld tot een internationale toneelregisseur van naam en faam. Onder zijn leiding is het Amsterdamse TA uitgegroeid tot wereldspeler, vergelijkbaar met de wijze waarop het Koninklijk Concertgebouw Orkest (KCO) eerder de wereld veroverde. Aan het Museumplein heeft dit nog niet geleid tot een samenvoeging van KCO en het Koninklijk Concertgebouw. De kunstraad begrijpt dat TA, juist nu het gezelschap zich veel in het buitenland manifesteert, behoefte heeft aan een ankerplaats.
Een totale overstap naar ‘het Duitse model’ betekent het voorgenomen plan voor Amsterdam niet. Dan zou TA als huisgezelschap vaker moeten spelen. Het huisgezelschap heeft tot nu toe ongeveer 35 procent van de speelbeurten (150 voorstellingen) vervuld. De ambitie is 20 voorstellingen per jaar meer in SSBA te gaan spelen. Dit is nog steeds minder dan het gemiddeld aantal voorstellingen dat huisgezelschappen spelen in Duitse theaterhuizen; in Duitsland hebben de schouwburgen doorgaans minder gastprogrammering. Dat de verhouding in Amsterdam anders ligt, vindt de kunstraad positief.
De internationale programmering van SSBA in de serie Brandstichters/Brandhaarden beschouwt de kunstraad als een goede aanvulling op het aanbod van TA.
De kunstraad denkt dat Ivo van Hove de internationale programmering van SSBA nog sterker kan en zal maken, waardoor iets bijzonders kan ontstaan. Door zijn internationaal gerenommeerde positie kan hij kansen creëren die buiten het bereik van de programmeurs van SSBA vallen. Dat is goed voor Amsterdam als toneelstad; de stad kan zich hier mee profileren.
Stad
Het beeld van een vuurtoren op het Leidseplein die uitstraalt over alle wijken in de stad naar een wereldwijd publiek, spreekt tot de verbeelding. De kunstraad is wel van mening dat dit baken van licht in de wijken zichtbaar en voelbaar moet zijn. Het theater moet zich niet over de hoofden van de Amsterdammers uitsluitend tot de rest van de wereld verhouden.
Een sterke binding en de verbinding met de stad vindt de kunstraad belangrijk. Hij deelt de opvattingen uit de notitie van SSBA en TA dat ‘theater een onmisbaar instrument is in het publieke debat over mensen en samenleving’, omdat ‘het theater een plek is waar de werkelijkheid wordt bevraagd in plaats van bevestigd’. De kunstraad is benieuwd naar de invulling van de aangekondigde perspectiefprogramma’s. Hij meent dat het samenvoegen van formats als Expanding Theatre en Wish you were here niet ten koste mag gaan van aandacht voor actuele kwesties in de stad. Expanding Theatre is een programma dat onderwerpen agendeert die leven in de samenleving, terwijl Wish you were here een reflectie vanuit de samenleving biedt op de voorstellingen van Toneelgroep Amsterdam. De kunstraad adviseert de stad en niet het huisgezelschap centraal te stellen in de perspectiefprogramma’s.
Op dit moment trekt TA vooral een hoger opgeleid publiek aan dat geen afspiegeling vormt van de Amsterdamse samenleving. De programmering van SSBA is mede door de verhuurcomponent laagdrempeliger. SSBA is toegankelijk en biedt een plek voor iedereen. De kunstraad hecht aan de gidsfunctie die in het beleidsplan van SSBA beschreven staat. Hierbij zet SSBA als makelaar tussen kunstenaar en publiek onder meer moderne communicatietechnieken in om nieuw publiek te bereiken. Een hechtere samenwerking tussen SSBA en TA zou het gezelschap op dit punt zeker in positieve zin kunnen beïnvloeden. In potentie kan het theater een heel open en booming plek worden.
Educatie
De ambities van de twee instellingen op het terrein van educatie verschillen. Waar de schouwburg zich profileert als ‘Huis van de Amsterdammers’, profileert TA zich als internationaal toptheater. Bij TA ligt het accent op talentontwikkeling en SSBA heeft een steviger educatiepoot gericht op de stad. Samenwerking kan ook hier meerwaarde opleveren. TA zou bijvoorbeeld kunnen profiteren van de verbinding en goede relatie die SSBA met scholen in PO en VO heeft, met de Toneelmakerij en De Krakeling. Ook zou de bovenzaal weer in gebruik genomen kunnen worden, voor jonge makers die zich daar op kunnen trekken aan het topgezelschap. De schouwburg kan gebruik maken van de internationale netwerken en expertise van de Juniorproducties van TA.
Met het gezamenlijke Talent Centre kunnen ze een slag maken om educatie ‘cutting edge’ te maken en te verbinden met andere genres. Een gefuseerde educatie-afdeling kan het gebruik van nieuwe media onderzoeken en inspelen op zowel de vraag van scholen als van kunstvakopleidingen. Educatie en talentontwikkeling zouden door de voorgenomen nauwere samenwerking nog meer kunnen aansluiten bij de maatschappij van nu met relevante uitgangspunten van wat cultuureducatie nu moet zijn: duurzaam, innovatief, interactief en inclusief. De kunstraad adviseert een substantieel percentage van het totale budget vast te zetten ten behoeve van educatie.
Financiën
Het visiedocument dat nu is neergelegd gaat niet in op het onderwerp financiën. In het algemeen is (in het bedrijfsleven) kostenbesparing een belangrijk motief achter een fusie. De kunstraad denkt niet dat er in dit geval met een mogelijke fusie besparingen gerealiseerd kunnen worden. Er wordt in de schouwburg al veel overlegd en samengewerkt. Enige winst is wellicht te behalen uit het samengaan van de backoffice, datasystemen en marketing, maar bijvoorbeeld nauwelijks bij de techniek. Ook de ervaring in Duitsland leert dat de producerende schouwburgen daar aanzienlijk meer kosten dan SSBA en TA samen. De winst die behaald kan worden, zo meent de kunstraad, is niet zozeer winst in financieel opzicht maar juist op het gebied van kennisuitwisseling en kunde.
De tegengestelde belangen van TA en SSBA voor 2017 waren soms van financiële aard, bijvoorbeeld over de vraag hoeveel SSBA aan TA in rekening mag brengen voor de huur van de grote zaal. Het zou goed zijn wanneer deze gesprekken soepeler zullen verlopen, maar een budgetverschuiving van SSBA naar TA is niet wenselijk omdat het ten koste gaat van Amsterdamse prioriteiten.
Binnen het budget van SSBA is de internationale programmering een grote kostenpost. Voor TA geldt dat de voorstellingen, die in het buitenland en op andere continenten worden gespeeld, hoge kosten met zich meebrengen. Wanneer het internationale profiel wordt aangescherpt, zou dit kunnen leiden tot een stijging van de kosten. Het is raadzaam hier een stijging van de inkomsten tegenover te stellen, want in de landelijke context is het beoogde theater reeds ruim bedeeld.
Nota bene wanneer de subsidies van de stad en van het rijk voor SSBA en TA bij elkaar worden opgeteld, ontstaat aan het Leidseplein een huis voor theater en dans van bijna 11 miljoen euro. Dit is meer dan het landelijke Fonds Podiumkunsten (FPK) per 2017 aanvankelijk beschikbaar had voor Meerjarige activiteitensubsidies voor theater (10.200.000 euro).
Bestuur en organisatie
De topstructuur en de personele invulling van het theater zijn vooralsnog onduidelijk. Een stapeling van artistiek talent in de topstructuur van SSBA/TA lijkt de kunstraad onwenselijk. Hij is daarom ook niet jaloers op de Rotterdamse constructie. Daar is bij de fusie, die overigens is afgedwongen door de gemeente, een algemeen directeur aangesteld (Melle Daamen), een artistiek directeur (Ellen Walraven) en een directeur bedrijfsvoering (Bert Determann). De realisatie van theaterproducties is belegd bij een kunstenaarsensemble bestaande uit Boogaerdt/VanderSchoot, Wunderbaum, Johan Simons, Erik Whien, Davy Pieters, Pieter Kramer en Marjolijn van Heemstra.
Het Haagse model biedt voor Amsterdam meer aanknopingspunten. Bij Het Nationale Theater is een directie benoemd die bestaat uit Theu Boermans (Directeur Productie), Walter Ligthart (Voorzitter directie), Simon van Driel (zakelijk directeur) en Cees Debets (Directeur Programmering). Per 1 september 2018 neemt Eric de Vroedt de functie van Theu Boermans over.
Het maakt een degelijke indruk dat in Den Haag bij aanvang van de fusie reeds is nagedacht over de opvolging van de artistieke leiding. De kunstraad ziet een eventueel vertrek van Ivo van Hove als een risico op het pad dat SSBA en TA willen inslaan. Het is vaker vertoond dat het meest prominente toneelgezelschap van de stad in een neerwaartse spiraal terecht kwam na een wijziging in de artistieke leiding. Voorkomen moet worden dat de schouwburg dan ook wegglijdt. Ook als Ivo van Hove, zoals de kunstraad hoopt, nog lang aan TA verbonden zal blijven, zal hij veel in het buitenland werken en dus niet altijd acte de présence kunnen geven in Amsterdam.
Belangrijk in het samenwerkingsverband is dat ook de eigen programmering en het karakter van SSBA bewaakt wordt en dat de verhouding van het theater met de stad te allen tijde gewaarborgd blijft. Daarvoor zal een balans gevonden moeten worden in de bestuursstructuur. Die balans kan volgens de kunstraad ontstaan door naast een artistiek directeur in de persoon van Ivo van Hove een algemeen en zakelijk directeur aan te stellen, waarbij de kunstraad het van belang acht dat de algemeen en zakelijk directeur een zwaargewicht is die buiten de beide organisaties gezocht wordt.
De intentie te komen tot een hechte samenwerking aan het Leidseplein laat in het midden of er sprake zal zijn van een fusie of van een joint venture. De kunstraad adviseert in ieder geval de subsidiestromen en verantwoordingen van beide instellingen gescheiden te houden. Dit werkt goed bij Nationale Opera en Ballet, ook deels door het rijk en deels door de stad gefinancierd, omdat het zorgt voor optimale transparantie. Om conflicten te voorkomen beveelt de kunstraad een samenvoeging van de Raden van Toezicht aan.
Conclusie
De kunstraad is positief over de voorgenomen vergaande samenwerking tussen SSBA en TA. In veel opzichten, vooral op het gebied van internationale programmering en educatie, zullen de instellingen elkaar en de stad kunnen aanvullen en verrijken.
Hij adviseert het gemeentebestuur aan te sturen op een samenwerking tussen SSBA en TA onder leiding van een tweekoppige directie: een artistiek directeur in de persoon van Ivo van Hove met daarnaast een algemeen en zakelijk directeur, die extern wordt geworven. De huidige subsidiestromen en wijze van verantwoording blijven hierbij intact, de eigen programmering van SSBA wordt bewaakt en het risico van een eventueel vertrek van Ivo van Hove wordt ondervangen.
De kunstraad heeft hoge verwachtingen van de toekomst.