Hoofdlijnen 2013-2016
Advies over Voor de stad en de kunst: Hoofdlijnen voor het nieuwe kunstenplan 2013-2016
Op 15 november 2011 is het advies van de Amsterdamse Kunstraad (AKr) over Voor de stad en de kunst, de Hoofdlijnen voor het nieuwe kunstenplan 2013-2016 aan het gemeentebestuur aangeboden. De AKr is verheugd over de duidelijke voornemens van de wethouder en over het feit dat zij niet alleen prioriteiten maar ook een aantal posterioriteiten aangeeft.
Ook stemt de AKr in met de voorgestelde stelselwijziging en reorganisaties. De AKr meent dat de Hoofdlijnennota goed aansluit op zijn in maart gepresenteerde Verkenning, Kies met lef voor kunst en cultuur. Niettemin heeft de kunstraad naast instemming op hoofdlijnen ook enkele kritische kanttekeningen en adviseert hij de gemeenteraad de nota op zes punten aan te passen.
Beoordelingscriteria
De beoordelingscriteria zijn: artistieke kwaliteit, cultureel ondernemerschap, publieksbereik, talentontwikkeling en internationale oriëntatie. Artistieke kwaliteit blijft voorop staan. Bij de Kunstraad spreken wij liever over artistieke kwaliteiten, zoals originaliteit, vakmanschap, het bijdragen aan een artistiek netwerk, het kunnen inspelen op een latent publiek, lef, trend zettend zijn, excellentie en vindingrijkheid. Wij hopen aanvragen te ontvangen waarin instellingen hun unieke kwaliteiten en hun toegevoegde waarde beschrijven, want op die grond komen ze in aanmerking voor subsidie. Opzichtig lippendienst bewijzen aan de criteria zonder interessante artistieke profilering is in deze sobere tijd niet meer voldoende.
Meer dan voorheen zal de AKr de prestaties uit het verleden meewegen bij het beoordelen van de plannen. Het oordeel over de zakelijke professionaliteit en het publieksbereik zijn tevens van belang om te kunnen inschatten welke bijdrage de aanvragers leveren aan het culturele klimaat in de hoofdstad.
Alternatief: bezuinig niet
De omvang van de gemeentelijke bezuiniging acht de AKr proportioneel. Echter, in combinatie met de bezuinigingen op cultuur van het rijk wordt Amsterdam als culturele hoofdstad van Nederland zeer zwaar getroffen. Daarom geven wij de gemeenteraad ook nog een andere variant in overweging: ga tegen de trend in en zie af van de bezuiniging van 7,2 miljoen op het Kunstenplan en het AFK. Amsterdam kan zich dan met recht profileren als de culturele hoofdstad van Nederland en de hervormingsagenda kan met meer gezag worden doorgevoerd.
Culturele Infrastructuur
De grote verandering ten opzichte van het huidige Kunstenplan is de invoering van een Culturele Infrastructuur (CI) waar de gemeenteraad in 2009 toe heeft besloten. De CI, die vergelijkbaar is met de Basis Infrastructuur (BIS) van het rijk, heeft drie componenten: een functionele ruimte op naam, een ruimte met functies die door meerdere aanvragers geambieerd kunnen worden en een vrije ruimte. In de eerste categorie adviseert de AKr over het realiteitsgehalte van de plannen en spreekt de Kunstraad een oordeel uit over de prestaties uit het verleden. De plek in de CI is gegarandeerd, maar het subsidiebedrag is onderdeel van de integrale afweging.
Waar landelijk is gekozen voor de top kiest Amsterdam voor de ‘ketenbenadering’: essentiële schakels als creatie, productie, distributie, toegankelijkheid en beleving van culturele uitingen moeten in de verschillende sectoren allemaal aanwezig zijn.
Deze schakels zijn opgenomen in de ‘functionele ruimte’, maar kunnen door meerdere kandidaten worden vervuld. De Kunstraad wijst er op dat de aanvragers op hun formulier moeten aangeven of zij opteren voor een functie, of voor de vrije ruimte. Wie aanvraagt voor een plek in de functionele ruimte, kan niet meer naderhand een beroep doen op de vrije ruimte. Dit ‘alles of niets’- element in de procedure is nieuw voor Amsterdam en vraagt om goede communicatie met alle betrokkenen.
Prestatiemeting
De Kunstraad keert zich niet tegen de voorgestelde stelselwijziging en reorganisaties. Integendeel, een verandering naar een meer marktgerichte cultuursector is wenselijk. Waar het kan, worden prestaties meetbaar gemaakt. Ten aanzien van de eigen inkomsten schroeft de wethouder de ambities op. De AKr vindt dat er op de eigen inkomstennorm van 25 procent voor individuele instellingen beredeneerde uitzonderingen mogelijk moeten zijn. Dit kan gelden voor nieuwkomers of voor instellingen die werken voor een klein maar uitgelezen publiek en voor instellingen die zich uitsluitend richten op talentontwikkeling. In dat geval is artistieke kwaliteit de uitzonderingsgrond.
Cultureel ondernemerschap
Over de ambities ten aanzien van de gemeentelijke rol bij de hervorming van de cultuursector is de Kunstraad zeer te spreken. Met name het wegnemen van onnodige belemmeringen en een nieuwe aanpak voor cultureel vastgoed spreken ons aan. De Kunstraad zal met haar Taskforce Amsterdam en Cultureel Ondernemerschap (TACO) zelf ook een bijdrage aan dit proces leveren.
Hervorming
Mede door de historische taakverdeling tussen de landelijke en lokale overheid, waarbij het rijk zorg droeg voor het culturele aanbod en de steden voor de accommodaties, zijn er in Amsterdam te veel stoelen in verhouding tot aanbod en publiek. Met de draconische bezuinigingen van het kabinet Rutte moet Amsterdam een deel van haar cultuurgeld weghalen uit de stenen en bestemmen voor het aanbod.
In bijlage 3 van de Hoofdlijnennota wordt een aanzet gegeven tot een andere omgang met het cultureel vastgoed. De Kunstraad vreest dat goede ideeën vanwege praktische belemmeringen straks in de planfase blijven steken en roept daarom de gemeenteraad op om:
De opbrengst van de verkoop van cultureel vastgoed te bestemmen voor de culturele sector en hiervan taakstellend 1 miljoen aan te wenden als dekking voor de voorgestelde premie op ondernemerschap.
Met de opbrengst kan de premieregeling van 1 miljoen gefinancierd worden. Deze bonusregeling voor excellent cultureel ondernemerschap in de ‘vrije ruimte’ kan halverwege de Kunstenplanperiode op advies van de AKr worden toebedeeld aan een beperkt aantal culturele instellingen.
AUB
Nu cultuur een belangrijke plek gaat innemen in de promotie van de stad is het logisch dat het Amsterdams Uitburo (AUB) verdwijnt uit het Kunstenplan en onderdeel wordt van de citymarketing. In het licht van de bijdrage die de kunsten leveren aan de economie en de aantrekkingskracht van de stad, roepen wij de gemeenteraad op:
Hevel het AUB zonder budget over van Cultuur naar EZ, zodat deze 1,5 miljoen ter beschikking blijft van het Kunstenplan.
Convenantsoverleg
In tegenstelling tot staatssecretaris Zijlstra kiest Amsterdam voor het in stand houden van de keten in de verschillende disciplines. De AKr is positief over verankering van drie productiehuizen in de functionele ruimte, al wijst de raad erop dat Amsterdam niet volledig kan compenseren.
Tegelijkertijd betaalt Amsterdam buitenproportioneel mee aan de landelijke excellentie. Drie nationale kampioenen, in de dans, de muziek en in het theater, worden voor ongeveer de helft door Amsterdammers betaald. Bovendien betaalt Amsterdam het huis voor De Nederlandse Opera en Het Nationale Ballet. Daar mag wat tegenover staan vindt de Kunstraad. Concreet stellen wij voor: hevel één of meer tot nu toe door Amsterdam of gezamenlijk gesubsidieerde instellingen zonder budget over naar de landelijke basisinfrastructuur, bijvoorbeeld door ze onder te brengen bij een grote partner.
Financieel kader
De AKr is het eens met de argumentatie om de gehele gemeentelijke bezuiniging door te voeren in de functionele ruimte op naam, maar zet vraagtekens bij de invulling. Voor dertien met naam genoemde instellingen wordt vanaf 2013 een bedrag van 56 miljoen uitgetrokken. De Kunstraad wijst er op dat deze dertien in het huidige Kunstenplan samen 56,5 miljoen ontvangen.
De Kunstraad is blij met het voornemen om niet te bezuinigen op de vrije ruimte, maar constateert wel dat het budget van 13,6 miljoen euro ongeveer 6 miljoen euro lager uitvalt dan het bedrag dat in het huidige Kunstenplan gaat naar de instellingen die deel uitmaken van de vrije ruimte. Daarom stelt de AKr het volgende voor:
Verdeel het beschikbare budget van 82,6 miljoen euro in een 80/20 verhouding, zodat er 66 miljoen beschikbaar is voor de functionele ruimte en 16,5 miljoen voor de vrije ruimte.
In de Hoofdlijnennota wordt terecht gesteld, dat niet alle instellingen die nu profiteren van het Kunstenplan daar ook in de toekomst deel van kunnen uitmaken. Wij maken ons ook sterk voor behoud van het budget voor de vrije ruimte met het oog op de ‘zij-instromers’ die we verwachten. Hiermee bedoelen we culturele instellingen die tot 2013 in de BIS zitten of geld ontvangen van het Fonds Podiumkunsten. Zoals terecht gesteld in de nota, is het geld in de vrije ruimte, geld waarmee we geld binnen kunnen halen, want het geeft de mogelijkheid tot matching met landelijke fondsen.
Integrale afweging
De AKr ziet het belang van de budgettering en het signaal dat daarvan uitgaat naar de instellingen. In de praktijk van de advisering echter, denken wij in ketens en disciplines. Dan willen wij budgetplafonds voor disciplines kunnen vaststellen en de aanvragen beoordelen binnen de context van een specifieke keten. Definitieve vaststelling van de financiële kaders binnen het Kunstenplan is pas mogelijk na de advisering door de AKr over de aanvragen van de instellingen.
Op dit punt dient de subsidieverordening helder te zijn. Het financieel kader dat in artikel 9 lid 2 wordt genoemd verwijst naar het totale bedrag van 82,6 miljoen en niet naar de budgettaire onderverdeling.
De Kunstraad roept de gemeenteraad op de verordening zo aan te passen dat een integrale afweging door de Kunstraad mogelijk blijft.
Uitstapsubsidie
Als onderdeel van de hervormingsagenda bepleit de AKr de optie van een uitstapsubsidie. Geef instellingen die jarenlang tot het Kunstenplan hebben behoord de mogelijkheid om uit te stappen en op eigen benen te gaan staan. De uitstapsubsidie zou kunnen bestaan uit een eenmalig bedrag van driemaal de jaarsubsidie. De bezuiniging wordt dan in het vierde jaar structureel gerealiseerd. Op die manier krijgt de instelling een opstap naar ongesubsidieerd cultureel ondernemerschap. Voorwaarde voor een uitstapsubsidie is een realistisch bedrijfsplan.
Kunsteducatie
De Hoofdlijnennota geeft een hoge prioriteit aan talentontwikkeling en cultuureducatie. Het eerste wordt een subsidievoorwaarde waar elke aanvrager aan moet voldoen en het tweede beperkt zich in de toekomst tot binnenschoolse activiteiten.
Bij het voornemen alle instellingen in het Kunstenplan de opdracht te geven aan talentontwikkeling te doen, plaatst de AKr kanttekeningen. Voor kleinere instellingen is dit een extra belasting. En hoe zal de monitoring hiervan worden vormgegeven?
De verschuiving van buitenschoolse naar binnenschoolse cultuureducatie vloeit voort uit de evaluatie door Oberon en de Dienst Onderzoek & Statistiek. Hier zou een financiële bijdrage van de wethouder van Onderwijs op zijn plaats zijn.
De schakel ‘bekwamen’, het verder ontwikkelen van talent ter voorbereiding op een professionele loopbaan, komt niet langer in aanmerking voor subsidie in het Kunstenplan. Dit lijkt ons in tegenspraak met de ketenbenadering die de wethouder voorstaat. Bovendien kan het fnuikend zijn voor de toch al kleine interculturele infrastructuur in Amsterdam. In de buurtaccommodaties worden semiprofessionele voorstellingen verzorgd door jongeren van verschillende etnische achtergronden. Om de diversiteit van de cultuursector te bevorderen, stelt de AKr voor:
Geef de instellingen die zich met ‘bekwamen’ bezig houden toegang tot de ‘vrije ruimte’.
Samenwerking
Er wordt in Voor de stad en de kunst een zwaar accent gelegd op samenwerking tussen culturele instellingen. Dat is in lijn met de aanbevelingen van kunstschouw Görgün Taner. Toch waarschuwt de Kunstraad voor een brij van samenwerkingsverbanden. Dit kan het zicht op de prestaties van individuele instellingen benemen. De AKr behoudt zich het recht voor op basis van de beoordeling van de artistieke kwaliteit en toegevoegde waarde te kiezen voor instellingen, die niet in een samenwerkingsverband zijn opgenomen. Samenwerking kan zeker een meerwaarde hebben, maar als het louter gaat om efficiency en kostenbesparing, dan is dat geen reden voor een voorkeursbehandeling.
Naar onze mening moet de samenwerking strategisch worden ingezet en geconcentreerd op enkele kansrijke gebieden:
- samenwerking erfgoed musea onder leiding van het Amsterdam Museum
- samenwerking tussen festivals
- samenwerking nieuwe media en urban groepen met de ‘kampioenen’ in de CI
- samenwerking rond Muziekgebouw aan ´t IJ
In geografisch opzicht kunnen wij voorstellen dat er rond het IJ met Nemo, het Scheepvaartmuseum, het Muziekgebouw en de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) een sterk cultureel cluster ontstaat, dat vergelijkbaar is met het Museumplein en het Leidseplein. De AKr kan zich goed voorstellen dat de hoofdvestiging van de OBA op termijn wordt toegevoegd aan het Kunstenplan, omdat de bibliotheek een iconische betekenis heeft en een grote aantrekkingskracht uitoefent op met name jonge Amsterdammers.
Spreiding
Deze Hoofdlijnennota neemt, zij het niet expliciet, afstand van het spreidingsbeleid. De AKr is het daar mee eens: geen spreiding om de spreiding. De ambitie van ‘prachtstad’ is verlaten. Wel worden vier buurtaccommodaties tot de functionele ruimte toegelaten, maar dat is vanwege het artistieke belang en de talentontwikkeling die daar plaatsvindt.
Het loslaten van de spreidingsgedachte is relevant vanwege het mogelijk opheffen van het deelraadstelsel. De in de deelraden aanwezige voorzieningen zullen dan worden beoordeeld volgens de criteria van de Hoofdlijnennota. Ook daarom is het van belang om de rol in de keten van talentontwikkeling, ‘bekwamen’, nu vast te leggen. Dat wordt nu immers deels gefinancierd vanuit de stadsdelen.
Samenvatting advies
De Amsterdamse Kunstraad oordeelt positief over een groot deel van de beleidsvoornemens in Voor de stad en de kunst. De AKr kan zich goed vinden in:
- de beoordelingscriteria
- het accent op cultureel ondernemerschap
- een nieuwe aanpak van cultureel vastgoed
- het accent op prestaties
- instandhouden van de keten met plek voor 3 productiehuizen
- keuze voor het basispakket in de cultuureducatie
- samenwerking van Amsterdam Museum met enkele kleinere musea
- de nieuwe positionering van het Muziekgebouw aan het IJ
Aan de gemeenteraad adviseert de AKr in de Hoofdlijnennota 2013-2016 de volgende wijzigingen aan te brengen:
- Financieel kader: Bepaal de verhouding tussen functionele ruimte en vrije ruimte op 80 procent/20 procent.
- Talentontwikkeling: Laat de functie ‘bekwamen’ toe tot de vrije ruimte, zodat diversiteit in de keten geborgd is.
- Samenwerking: Voeg ‘samenwerking’ niet toe als nieuw beoordelingscriterium. En beperk de oproep tot samenwerking tot kansrijke, strategische gebieden.
- Premie op ondernemerschap: Dek de premie op ondernemerschap door een taakstellende bezuiniging op de nieuwe aanpak van vastgoed.
- AUB: Hevel geen budget over van de culturele sector naar de economische sector.
- Uitstappremie: Maak het aantrekkelijk voor cultureel ondernemers om uit het Kunstenplan te stappen.