Danshuis Amsterdam
De Amsterdamse Kunstraad heeft zich op verzoek van de wethouder Cultuur, Carolien Gehrels, gebogen over het voorgenomen collegebesluit met betrekking tot de totstandkoming van een Danshuis in Amsterdam, dat onderdak biedt aan zowel gevestigde instellingen als aan freelance choreografen en dansers.
Na een lange voorgeschiedenis waarin hierover gesproken is en over de besteding van 2 miljoen euro die in 2003 door de gemeenteraad gereserveerd is voor een huis voor de dans, ligt er een plan voor de realisatie van een Danshuis Amsterdam in de voormalige Stork-fabriek in Amsterdam Noord.
Er is volgens de AKr behoefte aan kwalitatief hoogwaardige, betaalbare studioruimte voor freelance dansmakers. Op dit moment ontbreekt een plek waar voorstellingen gerepeteerd en gemonteerd kunnen worden, waar synergie kan ontstaan, zodat gebruikers van het Danshuis elkaar stimuleren en elkaar tot grotere prestaties bewegen.
Inleiding
De totstandkoming van een huis voor de dans in Amsterdam kent een lange voorgeschiedenis. Al meer dan twintig jaar wordt gesproken over de wenselijkheid of noodzaak van goed geoutilleerde en betaalbare studioruimte waar freelance choreografen en dansers hun vak kunnen uitoefenen en producties kunnen maken en presenteren. De hiervoor in de loop der jaren onderzochte locaties en gemaakte plannen zijn talrijk. Als laatste het zeer ver gevorderde plan voor nieuwbouw op het terrein waar de voormalige Oostergasfabriek was gevestigd, ‘Oostpoort’, aan de Polderweg in Amsterdam Oost. Na het mislukken van dit plan zijn de initiatiefnemers van het Danshuis, verenigd in de Stichting Beheer Danshuis Amsterdam (SBDA) niet bij de pakken neer gaan zitten en hebben zij de ambities bijgesteld en zich geconcentreerd op de vestiging van het Danshuis in een bestaande locatie. Dit heeft ertoe geleid dat het College medio 2011 aan SBDA een bedrag ter beschikking heeft gesteld voor het doen uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek voor een Danshuis in de voormalige Stork-fabriek in Amsterdam Noord. De bespreking daarvan in de Commissie voor Cultuur uit de gemeenteraad werd uitgesteld tot na de vaststelling van het Kunstenplan 2013-2016, om te kunnen aansluiten bij de actualiteit.
Na de vaststelling van het Kunstenplan, waarin de gemeente heeft ingezet op het behoud van een sterke infrastructuur voor de dans, ziet het College van B&W op basis van het haalbaarheidsonderzoek en de intentieverklaring van de kernpartners: het International Choreographic Arts Centre (ICK) Amsterdam / Emio Greco|PC, Dansmakers Amsterdam (DMA) en de Henny Jurriëns Stichting (HJS) én van SBDA voldoende mogelijkheden voor het realiseren van het Danshuis Amsterdam in de voormalige Stork-fabriek. Een raadsvoordracht is opgesteld met betrekking tot de besteding van de reservering van € 2.000.000 voor een huis voor de dans in Amsterdam (amendement Riem Vis, 2003), mits voor 1 april 2013 door de initiatiefnemers aan een aantal voorwaarden is voldaan.
In haar brief van 29 november jongstleden vraagt de wethouder de Amsterdamse Kunstraad te adviseren over het voorgenomen besluit van het College van B&W met betrekking tot het Danshuis Amsterdam. Het bestuur van de kunstraad heeft zich laten preadviseren door een ad hoc Commissie Danshuis bestaande uit leden van de Commissie Accommodaties en leden van de Commissie Dans van de AKr.
Advies
De kunstraad meent met het College dat er behoefte is aan kwalitatief hoogwaardige, betaalbare studioruimte voor freelance dansmakers. Een plek waar voorstellingen gerepeteerd en gemonteerd kunnen worden, dansers en gezelschappen elkaar kunnen ontmoeten en waar dansers hun dagelijkse trainingen kunnen volgen. De kunstraad constateert met betrekking tot de moderne dans dat Amsterdam dansmakers niet heeft kunnen vasthouden. Met name de generatie van veertigers ontbreekt in het palet. Voor jonge makers zijn er onvoldoende werkmogelijkheden. Een Danshuis kan de eigentijdse dans een kwaliteitsimpuls geven én voorkomen dat dansers en choreografen wegtrekken naar andere (wereld)steden, bijvoorbeeld Berlijn.
Hoewel de Amsterdamse Kunstraad over het algemeen minder geneigd is positief te adviseren over nieuwe investeringen in stenen (podia), is het bestuur van de AKr ervan overtuigd dat in dit geval de stenen een grote betekenis kunnen hebben voor de in het kunstenplan gedefinieerde dansfuncties en voor de danssector in het algemeen. De kunstraad ziet het Danshuis als een plek van samenkomst waar synergie kan ontstaan, zodat gebruikers van het Danshuis elkaar stimuleren en elkaar hopelijk tot grotere prestaties bewegen.
Het Danshuis dient volgens de kunstraad de volgende functies te vervullen:
- trainings-, repetitieruimte en montageplek voor professionele dansers
en choreografen; - auditieruimte;
- presentatieplek voor professionele dansvoorstellingen van de gebruikers;
- trainingsruimte voor amateur dansscholen;
- ontmoetingsplek voor dansers, choreografen en hun publiek.
Bij zijn instemming met de plannen voor het Danshuis Amsterdam bedingt de kunstraad een voorwaarde toe te voegen aan de zeven die onder punt zeven in de raadsvoordracht genoemd worden. De tekst van lid h) zou kunnen luiden: SBDA stelt voor 1 april 2013 een gedetailleerd Beheersplan op voor het gebruik en de verhuur van het Danshuis.
Daarnaast plaatst de kunstraad de volgende kanttekeningen.
Ruimteverdeling
Het in de haalbaarheidsstudie geschetste Danshuis voorziet in een behoefte. In de oude Stork-fabriek zullen acht studio’s worden geconstrueerd, waarvan twee met de omvang om voorstellingen te kunnen monteren. Eén daarvan kan ook als presentatieplek (podium) dienst doen. Van deze acht studio’s zullen drie (door Amsterdam gesubsidieerde) vaste huurders, eerder kernpartners genoemd, gebruikmaken, maar ook freelance choreografen. De beoogde vaste huurders hebben een intentieverklaring getekend het pand te zullen betrekken. Gezien het oorspronkelijke uitgangspunt, goed geoutilleerde en betaalbare studioruimte voor freelance choreografen en dansers, acht de kunstraad de voorgestelde verdeling van de ruimte: 80 procent voor de vaste huurders en 20 procent voor de freelancers, minimaal. Hij adviseert te streven naar een verdeling die meer tegemoet komt aan de freelancers: van 70 procent voor de kernpartners en 30 procent voor de freelancers.
Intentieverklaring kernpartners
De intentieverklaring, waarin de beoogde vaste huurders aangeven het Danshuis te betrekken, overtuigt de kunstraad niet. De tekst hiervan is eerder een weergave van twijfels en wantrouwen dan een aanzet tot een harmonieuze samenwerking tussen de kernpartners. De kunstraad is bezorgd over de voorwaarden die de ondertekenaars stellen en de piketpalen die zij slaan. Daarom is niet alleen een Programma van Eisen (PvE) voor de verbouwing nodig, maar ook een gedetailleerd Beheersplan voor het gebruik en de verhuur van het Danshuis.
Voordat op 1 april het startsein voor de verbouwing gegeven kan worden, zullen de kernpartners een indicatieve planning moeten overleggen voor de verdeling en het gebruik van de reguliere- en montage/presentatie studio’s. De verhuurmanager, waarover SBDA spreekt, moet kunnen werken met een rooster van time slots en ruimtes, opdat ook de ongebruikte capaciteit van de kernpartners voor verhuur beschikbaar komt. De taken en bevoegdheden van de aan te stellen (onafhankelijke) verhuurmanager moeten worden opgenomen in het Beheersplan. Behalve het PvE en het Beheersplan is een plan voor het laten participeren van de buurt noodzakelijk. Het Danshuis moet een (educatieve) rol vervullen in Amsterdam Noord, onder meer door aansluiting te vinden bij de creatieve coalitie in Noord bestaande uit de Tolhuistuin, NDSM en de Noorderparkkamer. Tevens is een plan om het Danshuis als merknaam te profileren noodzakelijk. De gebruikers van het Danshuis zijn allemaal aparte ‘merken’, maar het is wel zaak dat het Danshuis zich als overkoepelend orgaan als een eigen merk op de kaart zet.
Financiële onderbouwing
De kunstraad plaatst kanttekeningen bij de financiële onderbouwing van het voornemen. Ten eerste bij de bouwsom van € 2.322.300. Er ligt nu één raming van de kosten van verbouwing van de Stork-loods in kwestie, opgesteld door ARCADIS op basis van het beschikbare budget. Dit rechtvaardigt de vraag of het plan ook goedkoper kan worden uitgevoerd. Hoewel de drempelwaarden voor een verplichte Europese aanbesteding in dit project niet worden gehaald, zullen, in het kader van goed koopmanschap, minimaal drie verschillende bedrijven uitgenodigd moeten worden een offerte uit te brengen.
Ten tweede is het voornemen SBDA, uitgaande van een bezetting van 60 procent, tot 1 januari 2017 jaarlijks €137.320 voor de exploitatie toe te kennen ten behoeve van een korting op de huur voor freelancers, een bijdrage aan de servicekosten van de vaste huurders als ook de beheerskosten van SBDA. Deze bijdrage in de exploitatie tot en met 31 december 2016 komt ten laste van de Stelpost Dans op de begroting voor Cultuur. Mocht ook in de volgende kunstenplanperiode een bijdrage in de exploitatielasten van het danshuis ten behoeve van freelancers en kernpartners nodig zijn, dan adviseert de AKr het dan benodigde bedrag uit de Stelpost Dans toe te voegen aan het kunstenplan en het budget voor het kunstenplan hiermee te verhogen. Overigens vindt de kunstraad de eenmalige, financiële tegemoetkoming van €121.150 om te kunnen voldoen aan de in de voordracht van het College gestelde – voor 1 april 2013 te realiseren – voorwaarden, erg hoog.
Risicobeperking
De AKr vindt het begrijpelijk dat de wethouder voorwaarden stelt voordat zij op 1 april 2013 een definitieve investeringsbeslissing neemt. Echter, de in de raadsvoordracht opgenomen risicobeperking acht de kunstraad wankel. Hij ziet niet hoe SBDA kan voldoen aan de voorwaarde een evenredig deel van de investeringssubsidie aan de gemeente terug te betalen wanneer de dansfunctie minder dan 15 jaar in het pand wordt uitgeoefend. Daarbij komt dat de vaste huurders zich slechts voor vier jaar kunnen committeren. Om de continuïteit veilig te stellen, adviseert de kunstraad de functies ´Stadsgezelschap Dans´ en ´Productiehuis met podium voor de Dans´ te verankeren in het Danshuis.
Plan B
Een Amsterdams Danshuis kan een uitstraling krijgen en de danssector een impuls geven die iedereen ten goede komt. De mogelijkheid bestaat echter, dat niet aan alle voorwaarden is voldaan voor 1 april 2013. Zou dit zich voordoen dan adviseert de kunstraad een alternatieve besteding van de reservering Riem Vis, aangezien het oogmerk hiervan altijd is geweest freelancende (beginnende) dansers en choreografen in hun ontwikkeling te faciliteren. In het geval dat onderhavig initiatief niet van de grond komt, adviseert de AKr de incidentele reservering van 2 miljoen te gebruiken voor een Stimuleringsregeling Eigentijdse Dans uit te voeren door het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK) met een looptijd van 10 jaar, waarbij jaarlijks € 200.000 te verdelen is.