Kunstenplan 2005-2008
Op 1 mei 2005 heeft de Amsterdamse Kunstraad het Advies ter voorbereiding van het Kunstenplan 2005 – 2008 aangeboden aan het college van B & W van Amsterdam.
In totaal hebben 230 kunstinstellingen en instellingen op het gebied van cultureel erfgoed een aanvraag ingediend. Voor de financiering van hun plannen is voor ruim € 113 miljoen euro een beroep op de stad Amsterdam gedaan, daarmee het beschikbare budget ruimschoots overschrijdend.
De kunstraad adviseert om aan bijna 40 kunst-instellingen die nu nog niet in het kunstenplan zijn opgenomen een meerjarig subsidie toe te kennen. Tegelijkertijd wordt geadviseerd om van 23 kunstinstellingen de subsidie te beëindigen.
Het volledige advies is als pdf-bestand te downloaden via deze pagina. Adviezen van A-Bis instellingen die destijds opgenomen waren in Het Kunstenplan 2005-2008 zijn hieronder te lezen.
Amsterdam Museum (Amsterdams Historisch Museum)
Het Amsterdams Historisch Museum heeft als doelstelling de historische verzameling van de stad Amsterdam te beheren, te behouden, selectief uit te breiden en voor een zo breed mogelijk publiek te ontsluiten en te presenteren. Het museum wil tevens inzicht geven in het functioneren van de hedendaagse samenleving, waartoe kennis van het verleden noodzakelijk is.
Naast presentatie en informatieoverdracht zijn beheer en behoud dus een kerntaak. De presentatie en overdracht vinden plaats in een vaste opstelling over de geschiedenis van de stad, tijdelijke tentoonstellingen, publicaties en educatieve activiteiten. Museum Willet-Holthuysen aan de Herengracht 605 is een volledig ingericht Amsterdams grachtenpand. Het bestaat uit stijlkamers en het huisvest een bijzondere collectie kunst en kunstnijverheid, verzameld door Abraham Willet. Een keuze uit die verzameling wordt wisselend tentoongesteld. Daarnaast zijn er andere tentoonstellingen die aansluiten bij de collectie.
Terugblik
Eind 2001 is het tweede deel van de vernieuwing van de permanente opstelling over de geschiedenis van de stad afgerond, nadat dit deel in de tweede helft van 2001 voor publiek gesloten was geweest. Het bezoekersaantal had daar in 2001 onder te lijden, maar trok in 2002 weer flink bij, mede dankzij een expositie op de binnenplaats. In de vernieuwde expositie wordt meer gebruikgemaakt van audiovisuele en interactieve media, met foto’s en fragmenten uit historische films, documentaires en speelfilms.
Het museum is begonnen met het ontwikkelen van een eenduidiger gezicht, door als uitgangspunt te nemen de interesse in en nieuwsgierigheid naar mensen (uit het heden en het verleden), door het verhaal te vertellen van en over Amsterdammers door de eeuwen heen. Daarnaast heeft het in de afgelopen jaren zijn aanpak van de tijdelijke tentoonstellingen veranderd van aanbodgericht naar vraaggericht. Resultaat hiervan is de tentoonstelling Oost, Amsterdamse Buurt. In de voorbereiding hiervan is nauw samengewerkt met bestaande netwerken van mensen en organisaties in de buurt. Naast de fysieke tentoonstelling heeft dit de website www.geheugenvanamsterdam.nl opgeleverd, waarop mensen de verhalen van hun buurt vertellen. Op basis van evaluatie van de totstandkoming en het verloop van deze tentoonstelling wordt bekeken of deze (zeer arbeidsintensieve) outreach-aanpak verder ontwikkeld en toegepast zal worden.
Op het gebied van educatie heeft het museum, in aanvulling op zijn eigen activiteiten, bijgedragen aan het project G.R.A.S. Binnen dit project – een samenwerkingsverband met het Van Goghmuseum, het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum – worden educatieve programma’s voor vmbo-leerlingen gemaakt.
Plannen
In grote lijnen wil het museum zijn beleid voortzetten en de huidige bezoekersaantallen handhaven (zo’n 160.000 voor het Amsterdams Historisch Museum en 40.000 voor Museum Willet-Holthuysen). Het educatieve programma wil het museum uitbreiden door aansluiting bij de bestaande kunstkijkuren, die zich nu alleen op de specifieke kunstmusea richten. Daarnaast wil het museum onderzoeken of voor scholen een bezoek makkelijker kan worden gemaakt door de vervoerskosten te verlagen.
Het eigentijds en biografisch verzamelen, de aanpak die onder andere voor de tentoonstelling Oost, Amsterdamse Buurt is gebruikt, wil het museum ontwikkelen tot een methode, zodat de materiële cultuur van de huidige zeer diverse Amsterdamse samenleving in de collectie terug te vinden zal zijn. In de beschrijving van objecten van diverse bewoners zullen hiertoe ook biografische gegevens worden opgenomen. De website van het museum zal in dezelfde lijn worden aangepast naar een interactief medium. De komende jaren worden drie onderdelen van de collectie opnieuw beschreven, gefotografeerd en eventueel geconserveerd.
Daarnaast zullen aan deelcollecties behouds-werkzaamheden worden verricht ter voorbereiding op de verhuizing naar een nieuw te realiseren depot. Er zal een catalogus verschijnen van ongeveer 1.000 van de 2.515 schilderijen, en een deel van de textielcollectie zal gepresenteerd worden in een tentoonstelling in het Museum Willet-Holthuysen. Met de werkzaamheden aan de Noord-Zuidlijn zal de collectie archeologische voorwerpen naar verwachting de komende tijd flink uitbreiden.
De bestaande buitencollectie, werken in openbare gebouwen, blijft gehandhaafd en wordt waar mogelijk uitgebreid. Een concreet plan hiervoor is de inrichting van een portrettengalerij van Amsterdammers uit verleden en heden, bij voorkeur in te richten in het Stadhuis. De reeds bestaande wens om de meisjesbinnenplaats te onderkelderen ten behoeve van depotruimte en een multifunctionele ruimte, zal de komende jaren worden uitgewerkt in een plan voor verbouwing, inrichting en exploitatie. Ook de plannen voor de uitbreiding van het Museum Willet-Holthuysen naar het belendende pand worden de komende jaren verder uitgewerkt, zodat in 2007 kan worden bepaald of deze uitbreiding mogelijk is.
Advies
Het Amsterdams Historisch Museum is een belangrijke schatkamer voor de stad, waar de geschiedenis permanent belicht wordt. Het museum legt veel nadruk op educatie en het bereiken van verschillende doelgroepen. De Kunstraad heeft hiervoor waardering.
Het museum heeft in 1999 en 2001 zijn permanente presentatie van de geschiedenis van Amsterdam vernieuwd. Bij deze herinrichting is veel ten goede veranderd wat betreft de presentatiemethoden en de manier waarop bijvoorbeeld interactieve media er onderdeel van zijn geworden. In de benadering van de geschiedenis zelf is echter weinig veranderd en de stukken aan de hand waarvan die verteld wordt zijn over het algemeen nog dezelfde. Echte (kunsthistorische) topstukken uit de collectie zijn daarbij te weinig te zien, mede omdat vele daarvan zich buiten het museum bevinden. De Kunstraad betreurt het dat in de vaste opstelling niet meer ruimte wordt genomen om verschillende geschiedenissen van de stad te vertellen in plaats van dé geschiedenis. De collectie is hiervoor rijk genoeg, en invalshoeken zijn er te over. Gezien de doelstelling die het museum zich stelt om verschillende doelgroepen te bereiken, blijven hiermee kansen onbenut om vanuit de interesses en belevingswerelden van nu terug te kijken naar het verleden van de stad.
In de programmering van de tijdelijke tentoonstellingen is het museum hierin veel beter geslaagd; de invalshoeken van verschillende tentoonstellingen als Kopstukken (2002) en Oost, Amsterdamse Buurt (2003) sluiten beide op eigen wijze aan bij de huidige ontwikkelingen en interesses. Het oordeel over de expositie Oost, Amsterdamse Buurt en de manier waarop deze totstandgekomen is ‘outreachend’ is overigens niet onverdeeld positief. Het initiatief op zich wordt gunstig beoordeeld, maar het resultaat (de tentoonstelling) is te weinig kritisch en kunst- en cultuurhistorisch onvoldoende.
De Kunstraad concludeert dat het Amsterdams Historisch Museum een interessant museum is, met een mooie collectie. Het educatieve programma is uitgebreid en heeft een groot bereik. Toch moet er meer uit deze collectie te halen zijn, door met meer zelfkritiek naar de benadering van de vaste tentoonstelling te kijken, aan andere geschiedenisbelevingen te appelleren en meer kunsthistorische topstukken te tonen. Vooral door het laatste zouden ook de bezoekersaantallen mogelijk weer verhoogd kunnen worden.
In dit kader onderkent de Kunstraad overigens het probleem van de zichtbaarheid en toegang van het gebouw; een oplossing hiervoor is zeker wenselijk. De Kunstraad ondersteunt de wens van het museum om de omstandigheden te verbeteren waaronder de collectie wordt bewaard. De plannen voor een nieuw te realiseren depot zijn echter te nog te weinig concreet om in deze beoordeling mee te nemen. Bij verdere uitwerking van de plannen en uiteindelijke besluitvorming moet echter rekening worden gehouden met de dekking van eventueel stijgende beheerkosten. Dekking binnen de huidige exploitatie acht de Kunstraad onmogelijk, omdat die ten koste zal gaan van andere activiteiten, terwijl binnen het budget voor het kunstenplan evenmin middelen beschikbaar zijn. Bij de financiering van nieuwe depotruimte dient gelijktijdig een besluit te worden genomen over structurele verhoging van het kunstenplanbudget ten bedrage van de verhoogde exploitatielasten. Het museum is als gemeentelijke dienst reeds een bezuiniging opgelegd.
De Kunstraad adviseert om de subsidie op het niveau na de bezuiniging te continueren. De lasten van het onlangs voor uitbreiding van het Museum Willet-Holthuysen verworven pand Herengracht 603 zijn structureel toegekend. Twee kanttekeningen worden nog geplaatst bij de financiën van het museum. De eerste: het is opmerkelijk dat de museumwinkel een behoorlijk verliesgevende activiteit is. De tweede geldt het voorstel om te bezuinigen op het aankoopbudget: van dit budget blijft nagenoeg niets over, waardoor voor de toekomst problemen zijn te verwachten.
Subsidie
peiljaar: € 6.863.980
gevraagd: € 7.435.960
geadviseerd: € 7.004.980
mutatie: € 141.000
de Balie
De Balie is een podium voor politiek en cultuur, gelegen op een culturele A-locatie aan het Kleine Gartman-plantsoen. Behalve als centrum voor debat, opgericht in 1982, is De Balie gaandeweg steeds meer culturele functies gaan vervullen. Van meet af aan heeft er een relatie bestaan met de literatuur. De Balie Uitgeverij, een culturele zusteronderneming, getuigt daar nog van. De programmering van het vlakkevloertheater en vooral die van de kleine zaal als filmzaal, bepalen inmiddels mede het profiel. De Balie behoorde tot de eerste zalen waar de (toen nog) nieuwe media genoemde activiteiten in het domein van de kunsten een plaats kregen. Deze gemengde accommodatie wil het debat over politiek-culturele kwesties niet alleen met woorden voeren – theater, film, literatuur en digitale media zijn als kanalen toegevoegd.
Terugblik
Voor de periode 2001-2004 is door de Balie een ambitieus, naar het oordeel van de Kunstraad destijds té omvangrijk programma opgezet. Uiteindelijk zijn in de voorbije jaren inderdaad minder activiteiten ondernomen. Het aantal is niettemin indrukwekkend. Tegenover weggevallen voorstellingen staan vrijwel direct nieuwe publieksactiviteiten. Veel van de debatten – over mondialisering, Europa, landbouwbeleid, vreemdelingen-beleid, culturele identiteit, wetenschappelijke ontwikkelingen en smerige streken in de strijd tussen burger en bedrijfsleven – kleuren het programma, net als de vele conferenties, waaronder ‘Reclaiming Cultural Diversity’.
Het gebouw is, zonder twijfel als gevolg van zijn ligging en zijn mogelijkheden, zo niet de uitvalsbasis dan toch een van de belangrijkste locaties voor verschillende grote en kleine festivals. Cinekid, het IDFA, het Surinaams/Antilliaans Literaire Festival en het Turks- Nederlands Poëziefestival zijn daar voorbeelden van. Daaraan voegt De Balie, vooral via zijn filmtak, nog een flink aantal toe. Per seizoen worden zo’n 100 middag- en 400 avondvoorstellingen gegeven. De Balie heeft aan zijn zalen zelfs niet genoeg. In de huidige periode is een ‘buitenzaal’ in gebruik genomen. ‘Straal’ heet de projectie van digitale kunstwerken op de gevel in de Hirsch-passage. Ook binnen de organisatie zelf voltrekken de ontwikkelingen zich in snel tempo: in de relatief korte periode 2001-2003 volgden drie directeuren elkaar op: Andrée van Es, Christoph Buchwald en Anil Ramdas.
Plannen
De Balie presenteert zich nadrukkelijk als ‘geïntegreerd theater’. Daartoe wordt ook het debat gerekend. De Balie wil niet vertellen wat men moet denken, maar wil laten zien wat men óók had kunnen denken. Tot zijn kerntaken rekent het centrum: het stimuleren van culturele solidariteit door de inzet van verschillende culturele middelen en het aanbieden van meer gezichtspunten. Theater, film, debat, de eigen uitgeverij en boekhandel, maar ook het café/foyer en het restaurant, zijn daaraan dienstbaar. De Balie pleit voor meer financiële flexibiliteit en een minder grote afhankelijkheid van projectfinanciering.
Met de organisatie van ‘pre-party’s’ op vrijdagavond zoekt het centrum aansluiting bij het uitgaan aan het begin van het weekeinde. Daarom bestaat de wens te investeren in verplaatsbare tribunes. De activiteiten in de salon en de theater- en filmzaal, de debatten en de activiteiten op het gebied van de digitale media gaan onverminderd door. Aansluiting wordt gezocht bij het nieuwe Amsterdam, met zijn jonge inwoners met hun dubbele culturele bagage. Op het gebied van de digitale media is De Balie opnieuw partner in VIRMa, het Virtual insitute for Research on Mediaculture Amsterdam.
De uitgeverij transformeert tot een boekhandel ten behoeve van een publiek dat de reguliere boekhandel niet meer frequenteert, maar wel te vinden is in het café en het restaurant van De Balie.
Advies
In tijden van onrust en onduidelijkheid neemt de behoefte aan het fysieke debat toe. In tegenstelling tot het politieke debat dat, buiten de politieke arena zelf, circuleert binnen een commercieel circuit, heeft het culturele debat een andere inzet. Kunst is daarbij een belangrijk element. Dat debat is katalysator. Nieuwe thema’s die de kunstensector oppakt, ontstaan niet zelden als gevolg van publieke reflectie op ontwikkelingen in de samenleving en maatschappij. Het openbaar debat over (en naar aanleiding van) maatschappelijke veranderingen draagt zo bij aan nieuwe vormen van kunst en cultuur. Doordat De Balie via het debat cultuur en maatschappij voortdurend en doordacht met elkaar confronteert en zo wederzijdse inspiratie bevordert, is dat debat – zelfs als het puur maatschappelijk lijkt georiënteerd – in deze context van groot cultureel en uiteindelijk ook artistiek belang. Nieuwe cultuur komt per definitie voort uit maatschappelijke veranderingen en draagt vervolgens daaraan bij. De bijdrage van De Balie aan de stad is omvangrijk en doorgaans van hoge kwaliteit. De navenant hoge werkdruk is eerder reden geweest te adviseren om minder hooi op de vork te nemen. De Kunstraad constateert dat er sindsdien niet veel is veranderd. Van de organisatie wordt doorlopend veel gevraagd, en zo ook van de leiding. De snelle wisselingen van directies getuigen daarvan. Niet alleen in de huidige kunstenplanperiode maar ook in de voorgaande, heeft het de staf van De Balie door de vele opvolgingen aan heldere leiding en toereikende coördinatie van de uiteenlopende ambities ontbroken. Dat valt het bestuur van De Balie – verantwoordelijk voor de aanstelling, deugdelijke voorbereiding van en instructie aan de directie – zeker aan te rekenen.
Desondanks hebben de talrijke debatten die door De Balie en door derden zijn georganiseerd, samenhang laten zien. Dat geldt in mindere mate voor de activiteiten van de door De Balie onderscheiden functies: debat, film, digitale media,theater en uitgeverij. Elke functie is op volle toeren en in de volle overtuiging dat de activiteiten absoluut moesten worden ondernomen, doorgegaan. Door het enthousiasme voor de afzonderlijke activiteiten is de synergie tussen de functies evenwel niet altijd dezelfde geweest. Wellicht is daaraan ook debet dat de inhoudelijke staf ruim bemeten is.
Op het gebied van de digitale media presteert de Balie in vergelijking met andere instellingen boven gemiddeld. De producties van De Balie vormen de content. De website is een van de weinige waar continue aandacht is voor streaming. De Balie Cinema heeft een uitdagende programmering en biedt een betekenisvolle aanvulling op het aanbod van kwaliteitsfilms in Amsterdam. Daarentegen is de kwaliteit van de vertoning zelf matig. De technische faciliteiten en de grootte van de zalen zijn verre van optimaal. Met de theaterprogrammering kan worden aangehaakt bij actuele onderwerpen, al is dat voor lang niet alle voorstellingen het geval. Een aantal bespelers hebben in De Balie een vast huis voor hun producties gevonden. Slechts de uitgeverij draait op een lage snelheid. Zij heeft geen deel aan de door De Balie gesignaleerde overproductie van boeken. Het aantal titels is beperkt.
Het De Balie Café kent ruime openingstijden en is overdag een trefpunt. De foyerfunctie die het café gedurende de theater- en cinema-uren ook vervult, is relatief bescheiden. De horecafunctie heeft daardoor een positie die de betekenis van De Balie als culturele instelling overstijgt. Net als de uitgeverij is het café in een afzonderlijke rechtspersoon ondergebracht. Daarnaast zijn een overkoepelende moederstichting en een stichting voor debat, theater, film en andere culturele activiteiten actief. Zowel de onduidelijke verhouding tussen de vier rechtspersonen, de weinig inzichtelijke verrekeningen als de niet transparante bijdrage die de horecaonderneming aan de culturele functie levert, zijn voor de Kunstraad reden tot zorg.
Een van de eerste uitdagingen voor de nieuwe directie van De Balie zou heel wel kunnen liggen in het stroomlijnen van de organisatie, in plaats van in het verwerven van extra financieel draagvlak bij de te onderscheiden subsidiënten. Zorgwekkend is vooral dat De Balie Café weinig renderend is, terwijl wél aansprekende omzetten worden gehaald. Het totaal aan inkomsten van De Balie Beheer uit verhuur en uit horeca-activiteiten is in 2002 zelfs niet toereikend om de gebouwgebonden kosten en exploitatiekosten te dekken. Dat weinig aanlokkelijke rendement heeft De Balie er niet van weerhouden om recentelijk de pachter van het restaurant uit te kopen, om ook die exploitatie voor eigen rekening en risico te laten plaatsvinden. Dat nu houdt naar het oordeel van de Kunstraad voor de huidige organisatie een groot risico in. Hij gaat er graag van uit dat de nieuwe directeur vooral is aangetrokken voor de broodnodige aansturing van de staf. De organisatie zou zodanig moeten zijn ingericht dat deze directeur zich volledig aan de inhoud kan wijden, en niet gehinderd wordt door een teveel aan zakelijke beslommeringen.
Die inhoudelijke oriëntatie is inherent aan de recente benoeming van Ramdas, die niet in de eerste plaats gemotiveerd lijkt door aantoonbaar grote ervaring met het uitbaten van een café annex restaurant. Integendeel, het ingediende beleidsplan doet verwachten dat de nieuwe directie zich vooral op de inhoud zal concentreren. Nog afgezien van de in het plan genegeerde onrendabele horeca, zijn er tal van redenen die een herbezinning op de wijze van aansturen van De Balie wettigen. De activiteiten van De Balie zijn in belangrijke mate afhankelijk van andere geldstromen, voornamelijk projectsubsidies. Hoewel geen onbeduidend bedrag, is de subsidie op basis van het Amsterdams kunstenplan ongeveer een kwart van het totaal aan subsidies. Naast een bescheiden bijdrage van het Ministerie van OCW in het kader van de Cultuurnota, bedraagt de subsidie van de rijksoverheid nog zo’n € 0,3 miljoen. Inmiddels is bekend dat het Ministerie van VWS de structurele subsidie zal beëindigen. Ruim € 0,8 miljoen verwerft De Balie incidenteel. De publieksinkomsten zijn beperkt en de inkomsten uit de bar, voor zover aanwezig, zijn verwaarloosbaar. Voor de door De Balie noodzakelijk geachte investeringen – voor de aansluiting op het nieuwe Amsterdamse kassasysteem Showsoft en voor de aanschaf van een eenvoudig verplaatsbare tribune – ontbreekt het geld. Waarbij wordt aangetekend dat de Kunstraad niet overtuigd is van de noodzaak van zo’n tribune.
Zakelijk gezien is De Balie een fragiel bedrijf. Er is nauwelijks vermogen, de structurele financiering neemt af en de toch al grote afhankelijkheid van andere geldstromen neemt toe. De horeca dreigt onverantwoord te worden uitgebreid, terwijl de plannen voor de pre-party’s onvoldoende zijn gemotiveerd en een competitie doen vermoeden met het uitgaan in Paradiso. Gegeven de weinig florissante uitgangspositie voor de komende vier jaar, neemt het bestuur van De Balie opnieuw grote risico’s als het – na de wat de Kunstraad betreft geslaagde zoektocht naar een nieuwe, op de inhoud gerichte directeur – overgaat tot de orde van de dag. De Balie heeft een inhoudelijk veelbelovend beleidsplan voorgelegd. Het niet alleen intensieve maar ook inventieve programma van de afgelopen periode is aanleiding om, de gemaakte kanttekeningen in aanmerking genomen, op basis van dat plan opnieuw vertrouwen aan De Balie te geven.
De inhoudelijke kwaliteit afwegende tegen de zojuist geuite zorg op zakelijk vlak, komt de Kunstraad tot het advies dat weliswaar de subsidie dient te worden gecontinueerd, maar dat dit niet op voorhand voor de gehele kunstenplanperiode dient te gelden. Over twee jaar moet duidelijk zijn of – na de vele wisselingen van de wacht – het De Balie gelukt is de activiteiten én de organisatie zodanig in te richten, dat inhoudelijke én zakelijke leiding een goede en verantwoorde balans vormen en de organisatie coherent en verantwoord functioneert.
Subsidie
peiljaar: € 543.870
gevraagd: € 731.120
incidenteel + € 120.000
geadviseerd: € 500.000
mutatie: – € 43.870
Het Koninklijk Concertgebouw
Het Concertgebouw wil de mooiste klassieke muziekzaal ter wereld zijn, met de beste programmering en de beste service aan het publiek. De programmering komt tot stand door de gezamenlijke zaalhuurders, waaronder de aan het Concertgebouw gelieerde Stichting Comité voor het Concertgebouw (SCC). Deze stichting is opgericht om de lacunes in de programmering op te heffen. Elk van de huurders beweegt zich op eigen markten en artistieke terreinen en de programmering kent een rijke diversiteit.
Terugblik
Het Concertgebouw heeft ruimte geboden aan een grote verscheidenheid van muzikale initiatieven, met een programmering zowel in de breedte als in de diepte. De gezamenlijke huurders hebben een variëteit aan programma’s gebracht: van de traditioneel sterk vertegenwoordigde symfonische en kamermuziek tot barokmuziek, moderne hedendaagse muziek, kinder-, jeugd- en familieconcerten en een niet-westerse programmering en jazz. De SCC wordt niet gesubsidieerd en is nu verantwoordelijk voor vrijwel de helft van alle uitvoeringen in het gebouw. Nieuw in de kleine zaal waren de afgelopen tijd de series van eigentijdse muziek, wereldmuziek én de ‘Keuze van de Schrijver’, waarin diens muzikale voorkeuren in combinatie met eigen literair werk worden gepresenteerd. De kinderconcerten werden verdubbeld. Nieuw in de grote zaal waren de series met orkesten en werken van componisten uit Scandinavië, de serie ‘Vocaal in de Grote Zaal’ en de inloopconcerten. Na een onderbreking van enkele seizoenen was er weer een Carte Blanche, ditmaal voor Murray Perahia. Een ander memorabel evenement was het door Yo Yo Ma geïnitieerde Zijderoutefestival met verbindingen tussen de westerse muziekcultuur, de wereld van de islam en de muzikale rijkdom van het verre oosten. Voorafgaand aan de zondagochtendconcerten kon in 2002 het radioprogramma Spiegelzaal worden bijgewoond. En buiten de zomerperiode waren er weer elke woensdagmiddag gratis lunchconcerten.
In 2002 bezochten 55.000 jongeren onder 27 jaar het gebouw. De belangstelling voor de in 2001 ingevoerde Sprintplaats, een last-minute kaartje voor jongeren tot 27 jaar voor € 7, groeit. Voor de financiering van het in 2001 gestarte educatieprogramma voor scholieren, ontvangt het Concertgebouw een bijdrage uit het Actieplan Cultuurbereik. Ondanks dat die bijdrage slechts een kwart van de begrote kosten dekt, wordt het programma voor de volle 100 procent gerealiseerd. Wat het gebouw zelf betreft: de foyers en gangen op de eerste verdieping werden gerenoveerd. Aan de vier grote trappenhuizen wordt momenteel gewerkt, evenals aan het koorrepetitielokaal. In de grote zaal werden dankzij een gift van een particuliere weldoener alle stoelen vervangen.
Plannen
Het beleid is erop gericht de veelzijdigheid van de programmering, binnen de grenzen van de mogelijkheden, te blijven stimuleren. De participatie van een breder publiek wordt nagestreefd door het aanmoedigen van de huurders om nog meer aandacht te schenken aan artistieke specialisatie, waarbij met bijzondere programma’s een groter scala aan doelgroepen moet worden bereikt. Binnen het bestaande potentieel zal door een actieve marketing worden geprobeerd deze differentiatie te realiseren. Ook de samenwerking van de SCC met sponsors biedt mogelijkheden om een breder publiek in contact te brengen met serieuze muziek. Door differentiatie van de verhuurtarieven ten gunste van de jeugd- en jongerenprogrammering, amateurgezelschappen en niet-westerse muziek, zal de toegankelijkheid van het Concertgebouw worden bevorderd. Overigens is het gebouw zelf aan het einde van zijn groeimogelijkheden gekomen – de fysieke grenzen zijn vrijwel bereikt. Naar verwachting zal het totaal aantal concerten en bezoekers in de komende jaren nauwelijks kunnen toenemen.
Kwalitatieve groei is voornamelijk te bereiken door verbeteringen op het gebied van service, programmering en organisatie. Vanuit zijn positie op het gebied van de serieuze muziek en gedreven door de wens het in het gebouw besloten erfgoed levend te houden, wordt een actief jeugdbeleid gevoerd: programmering in de vrije sector, programmering voor scholieren, de ondersteuning van Entrée (de jongerenvereniging van het Concertgebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest). Door gedifferentieerde prijsstelling, Sprintplaatsen en gerichte communicatie wil het Concertgebouw voor jongeren het bereik van de vrije programmering door huurders stimuleren en verbreden door verlaging van de huurtarieven voor kinder- en jeugdproducties. Het educatieve programma voor scholen zal worden voortgezet en op basis van continue evaluatie verbeterd. Opnieuw wordt om een bijdrage voor de helft van de kosten van dit programma gevraagd, resulterend in een aanvraag die € 130.000 hoger is dan voorheen. Het systeem van vaste projectformats wordt gehandhaafd om vernieuwingskosten uit te sparen. Ondanks de sterke participatie van 50-plussers zullen voor een verdere verbreding van deze publieksgroep de cursusmogelijkheden gecombineerd met concertbezoek worden uitgebreid.
Advies
Het Concertgebouw is een in Nederland unieke concertzaal met een internationale uitstraling. Het wordt met een enorme ondernemingszin uitermate overtuigend en succesvol geëxploiteerd. Daarbij wordt uiterst zorgvuldig en efficiënt met geld omgegaan. Ten aanzien van het beheer van het pand toont het Concertgebouw zich een huisvader waarmee Amsterdam zich gelukkig mag prijzen. In een nagenoeg continue stroom worden, samen met de huurders van het gebouw, verschillende soorten programma’s aangeboden die evenveel verschillende soorten publiek trekken. De gehanteerde (nieuwe) formules werken blijkbaar goed. Voor het Concertgebouw bestaat eigenlijk niets dan lof. Dit geldt ook voor de kwantiteit en kwaliteit van de kostendekkende programmering door de eigen, speciaal voor dit doel in het leven geroepen stichting SCC, die geen subsidie ontvangt.
Er is veel waardering voor de educatieve activiteiten van het Concertgebouw. Het concept van concertbezoek met voorbereidende lessen en nabesprekingen werkt goed, en er worden veel verschillende groepen bereikt. Wel plaatst de Kunstraad enige kanttekeningen bij de omkleding van de activiteiten. In de publicaties wordt een wat vertekend beeld gegeven van de diversiteit van de programmering in het Concertgebouw. De kern daarvan is immers klassieke muziek, andere genres komen aanzienlijk minder aan bod.
De gevraagde ondersteuning van het investerings-programma voor het gebouw als dit niet door fondsenwerving kan worden afgerond, is min of meer een verzoek om een blanco cheque. Niet bekend is immers welke bedragen ermee zijn gemoeid. De gevraagde ondersteuning kan dan ook niet zomaar worden gegarandeerd. Wel kan de gemeente worden gewezen op de medeverantwoordelijkheid voor haar erfgoed, waartoe ook het Concertgebouw moet worden gerekend.
De Kunstraad adviseert zowel de exploitatiesubsidie als die voor de kunsteducatie op het huidige niveau te handhaven.
Subsidie
peiljaar: € 1.013.450 1)
gevraagd: € 1.143.438 2)
geadviseerd: € 1.013.450 3)
1) inclusief € 130.490 voor de educatieve projecten uit het Actieplan Cultuurbereik
2) inclusief € 260.478 voor de educatieve projecten
3) inclusief € 130.490 voor de educatieve projecten
Foam
Het Fotografiemuseum Amsterdam (Foam) is een nieuw museum dat in juni 2002 zijn deuren heeft geopend. Als missie heeft het geformuleerd: “een toegankelijk fotografiemuseum (te zijn) dat de vele aspecten van het medium op een open, actieve en dynamische wijze inzichtelijk maakt voor brede publieksgroepen”. Daartoe organiseert het tentoonstellingen, ontwikkelt het een collectie, worden educatieve activiteiten geboden en worden discussies georganiseerd. Het museum geeft aandacht aan uiteenlopende verschijningsvormen en toepassingsmogelijkheden van fotografie, zoals autonoom, documentair, toegepast, historisch en hedendaags.
Terugblik
Nadat bij de vaststelling van het Kunstenplan 2001 – 2004 middelen werden gereserveerd, besloot de Gemeenteraad eind 2001 om op basis van het rapport Het Fotografie Museum Amsterdam een subsidie toe te kennen, waarmee het museum een half jaar later zijn publieksactiviteiten heeft kunnen beginnen. De eerste jaren hebben het bereiken van naamsbekendheid en een duidelijke profilering van het Foam als toegankelijk museum centraal gestaan. Er zijn jaarlijks vier grootschalige publiekstentoonstellingen georganiseerd, rond het werk van een internationaal vermaarde fotograaf of aan de hand van een overkoepelend thema. Daarnaast zijn en worden er kleine, snel wisselende tentoonstellingen gemaakt, die een aanvulling zijn op de grotere tentoonstelling of gericht zijn op specifieke doelgroepen. Het museum wil eens per twee jaar buiten exposeren en heeft in 2002 een buitenexpositie georganiseerd in het Vondelpark.
Op het gebied van educatie organiseert Foam rond grote tentoonstellingen lezingen en masterclasses. Voor scholen zijn educatieve programma’s ontwikkeld. Om ontmoeting en discussie te organiseren worden verschillende activiteiten opgezet, zoals een informele club voor en door beroepsfotografen, studenten fotografie en andere professionele betrokkenen.
Het Foam Magazine, dat vier keer per jaar verschijnt, heeft als doel een zelfstandig podium voor fotografie te zijn voor de (inter)nationale fotografiewereld. Ten slotte herbergt het museum een bescheiden boekwinkel, gerund door Artbook, en een café.
Plannen
In grote lijnen gaat het museum de komende periode voort met de ingezette ontwikkeling. Naast de grote publiekstentoonstellingen zal het aanbod van de kleine tentoonstellingen worden verdiept, dit om meer aandacht te genereren voor actuele ontwikkelingen en jong talent, onbekend werk van bekende fotografen en amateur-fotografie. Het museum wil jaarlijks een tentoonstelling samenstellen die in buitenlandse musea gepresenteerd wordt. Het neemt zich voor om het aanbod van educatieve activiteiten uit te breiden, evenals het aantal lezingen. Een belangrijke ambitie is verder om te beginnen met de opbouw van een gespecialiseerde collectie, zij het vooralsnog op beperkte schaal. Waar het tentoonstellingsbeleid de volle breedte omvat, zal het collectiebeleid zich meer beperken tot documentaire
en maatschappelijk geëngageerde fotografie. Het museum wil jaarlijks 50.000 bezoekers bereiken.
Advies
In de korte bestaansgeschiedenis van het Foam heeft de Kunstraad tweemaal een advies uitgebracht. In zijn advies ter voorbereiding van het Kunstenplan 2001 – 2004 constateerde de Kunstraad dat het voorgelegde beleidsplan te weinig doordacht en niet gedegen genoeg was om daarop een beslissing tot subsidiëring te baseren. Ten tijde van het indienen van het plan voltrok zich, niet in het minst als gevolg van het beschikbaar komen van het Wertheimer legaat en betrokkenheid van de Rijksoverheid, een ware stedenstrijd over beeldcultuur en fotografie. Mede om die reden is destijds, conform het advies, door de
gemeenteraad besloten om een reservering in het kunstenplan op te nemen waaruit een beter voorstel zou kunnen worden bekostigd. Ook het hierop volgende rapport Het Fotografie Museum Amsterdam van juni 2001 werd echter niet positief ontvangen. De gemeenteraad heeft evenwel besloten de verbouwing van het pand Fodor te bekostigen, het voor een fotografiemuseum gereserveerde exploitatiebudget beschikbaar te stellen en de voor de huisvesting van een nieuw instituut voor de vormgeving gereserveerde middelen, de subsidie voor de huurlast van de Fodorpanden, eveneens in te zetten voor het Fotografiemuseum.
Het Foam heeft zich in de eerste jaren van zijn bestaan snel een plek weten te verwerven als publieksmuseum. Hiervoor heeft de Kunstraad waardering. Door grootschalige en populaire tentoonstellingen heeft het museum in korte tijd naamsbekendheid gekregen, en dat is een prestatie. Van het voornemen om het tentoonstellingsbeleid vooral te richten op het via de presentaties activeren van de in Amsterdam aanwezige fotocollecties van het Rijksmuseum, Stedelijk Museum, Gemeente Archief en Maria Austria Instituut, is slechts samenwerking met het laatstgenoemde instituut zichtbaar geworden. Er wordt zeer beperkt en vrijblijvend vormgegeven aan de samenwerking met andere fotografie-instellingen in de stad. Het Foam zou qua functie en omvang de instelling moeten zijn, die de potentie en daardoor de plicht heeft om meer cohesie en afstemming binnen het samenwerkingsverband Fotografie Instituut Amsterdam te stimuleren. Waar de ontwikkeling van het beeldinstituut in Las Palmas in Rotterdam concreet een instelling van nationale betekenis oplevert, met een
duidelijke en interessante combinatie van functies, blijft de potentie van de gezamenlijke Amsterdamse instellingen door versnippering van functies nog altijd onbenut. In de ontwikkelingen op landelijk niveau speelt het Foam geen toonaangevende rol, waardoor de potentiële prominente positie van Amsterdam op het gebied van de fotografie niet wordt waargemaakt.
Het Foam heeft een helder gestructureerd beleidsplan ingediend, waarin concreet doelen en activiteiten worden beschreven. De Kunstraad mist in het plan echter een duidelijke visie op wat fotografie is of kan zijn. De beperkte activiteiten op het gebied van collectieopbouw lijken niet van harte te worden ondernomen. Dit past bij het museum, dat zich in zijn korte bestaansperiode heeft gevestigd als publieksmuseum, zij het met een inhoudelijk weinig geprofileerd beleid. Waar dit voor de startperiode van het instituut te begrijpen is, is de Kunstraad van mening dat het museum in haar beleidsplan voor de komende vier jaar meer richting en visie had moeten geven. Het museum is er, ondanks ruimhartige ondersteuning door de gemeente Amsterdam, helaas niet in geslaagd zich te ontwikkelen tot de betekenisvolle – en in de culturele infrastructuur van de stad onmisbare – kunstinstelling die het in potentie kan zijn.
De Kunstraad acht daarom de subsidie aan het Foam, mede gezien de te realiseren bezuinigingstaak, op basis van het ingediende beleidsplan niet gelegitimeerd.
Subsidie
peiljaar: € 618.890
gevraagd: € 625.000
geadviseerd: geen
mutatie: – € 618.890
Holland Festival
Het Holland Festival wil een toonaangevend multidisciplinair internationaal podiumkunstenfestival zijn en een platform voor belangwekkende artistieke prestaties en ontwikkelingen. In het programma is aandacht voor bijzondere producties en activiteiten die niet door andere kunstinstellingen kunnen worden gerealiseerd. Het festival gaat daarbij coalities aan met kunstinstellingen en kunstenaars in binnen- en buitenland. Het beoogt een publiek van kenners en professionals te bereiken, als ook incidentele theaterliefhebbers van diverse leeftijden en met verschillende achtergronden.
Terugblik
Over het beleidsplan 2001 tot en met 2004 van het Holland Festival werd in 2000 door de Amsterdamse Kunstraad en de Raad voor Cultuur in eerste instantie tegengesteld geadviseerd. Beide raden adviseerden inhoudelijk verre van positief maar verbonden daaraan niet dezelfde conclusies. Naar het oordeel van de Kunstraad zou het festival pas betekenisvol zijn indien het budget substantieel zou toenemen. Nadat het festival een nieuw beleidsplan had geformuleerd is door beide adviesraden gezamenlijk een nieuw advies uitgebracht. Dit heeft geleid tot een structurele verhoging van de rijkssubsidie en een, achteraf incidenteel gebleken, verhoging van de gemeentelijk subsidie vanaf 2002. De toename van het festivalbudget heeft effect heeft gekregen vanaf de festivaleditie 2003. Waar het Holland Festival 2001 ondanks deze omstandigheden een volledig programma presenteerde, vormde 2002 een overgangseditie met een aanzienlijk kleiner budget en een minder omvangrijk programma.
Inhoudelijk heeft het Holland Festival de laatste jaren een belangrijk accent gekend op (internationaal) theater. In de programmering van muziektheater is als vanouds samengewerkt met gevestigde instellingen en zijn nieuwe vormen van muziektheater gepresenteerd. Het toegankelijk maken van operaproducties voor een breed publiek wordt mogelijk met de Opera in het Oosterpark.
Met de muziekprogrammering is gepoogd aan te sluiten bij een jong en divers publiek. Naast de ‘portretten’ van klassiekers uit de popgeschiedenis worden door het Holland Festival opdrachten gegeven aan Nederlandse componisten voor werken voor ensemble of orkest. In de dansprogrammering heeft het festival ruimte gegeven aan internationaal gevestigde makers om zich in Nederland te presenteren. Het randprogramma van het festival bevat gesprekken met makers, introducties, themamiddagen, exposities en filmprogramma’s. De op het festival aanwezige kunstenaars worden betrokken bij masterclasses, projecten en workshops.
Plannen
Het Holland Festival wil de komende jaren een multidisciplinair en internationaal podiumkunstenfestival blijven. Door internationale producties te programmeren wil het festival een andere kijk bieden aan het Nederlandse publiek op ontwikkelingen elders en daarmee in de eigen cultuur. In de programmering wil het festival ruimte geven aan interdisciplinaire podiumkunsten, door de traditioneel gescheiden disciplines te verbinden en te vervlechten. Het netwerk van adviseurs dat de artistieke leiding bijstaat bij programmakeuzes zal worden gehandhaafd. Naast de presentatie van bestaand werk moeten nationale en internationale coproducties een belangrijk onderdeel van de programmering blijven uitmaken.
De activiteiten binnen De Context, het randprogramma, wil het festival voortzetten, daarbij de samenwerking met andere organisaties versterkend. Het Holland Festival gaat uit van 45.000 tot 55.000 bezoekers per jaar. Onlangs is de directeur van de Nederlandse Opera, Pierre Audi, benoemd als opvolger van Ivo van Hove. Het beleidsplan 2005 tot en met 2008 is opgesteld voordat deze benoeming rond was.
Advies
Met de benoeming van Pierre Audi heeft het Holland Festival opnieuw gekozen voor een parttime directeur, en voor het versterken van het muzikale hart, de oorspronkelijke basis van het festival. Ook wil de nieuwe directeur een zwaarder accent leggen op het realiseren van eigen producties. Deze voornemens leggen andere accenten dan voorheen in de programmering, maar versmallen de kloof tussen de ambitie van festival en de beschikbare middelen niet. Door vast te houden aan het festivalconcept van jaarlijkse edities onder leiding van een parttime directeur, waarin het programma vooral bestaat uit (co)producties van gevestigde productiehuizen, gaat het festival voorbij aan andere oplossingen. De Kunstraad zou zich heel wel kunnen vinden in een concentratie van het programma in inhoud en in tijd. Verkorting van de duur van het festival alsook een biënnale zijn mogelijkheden die het overwegen waard zijn.
In het licht van de eerdere advisering door de Raad voor Cultuur en de Amsterdamse Kunstraad, begrijpt de Kunstraad dat het festival niet op voorhand kiest voor een budgettaire pas op de plaats. Maar de economische werkelijkheid is sinds de vorige gezamenlijke advisering veranderd. Het Holland Festival presenteert geen toekomstvisie die past in de (beperkte) financiële kaders van de komende Kunstenplanperiode. Daarmee staat de Kunstraad voor dezelfde beoordeling als vier jaar geleden. Het budget zal niet groeien naar het niveau waarmee sommige andere internationaal toonaangevende festivals georganiseerd kunnen worden. Dat beperkt de reikwijdte van het festival en de armslag van de nieuwe artistiek directeur. Met andere woorden, wil het festival betekenisvol kunnen opereren dan zal het budget in overeenstemming met de ambitie óf de ambitie in overeenstemming met het budget dienen te zijn. Het Festival kiest voor het eerste maar de Kunstraad kan daar met het oog op de bezuinigingen op het kunstenplanbudget niet helemaal in meegaan. Het advies van de Commissie Sorgdrager – het budget moet verhoogd – wordt in het Kunstraadadvies weliswaar meegewogen, maar die verhoging zal slechts beperkt blijven.
De nieuwe signatuur van het festival voor de komende Kunstenplanperiode zet de liaison met het Amsterdam Roots Festival onder druk. De doelstellingen van de beide festivals komen verder van elkaar te liggen. Eerder al is een zelfstandiger van het Holland Festival opererend Roots Festival bepleit. Inhoudelijke concurrentie van en wisselwerking tussen beide festivals worden belangrijker gevonden dan vervlechting. Op de begroting van beide festivals is een bijdrage van het Holland Festival aan het Roots Festival opgenomen. De Kunstraad adviseert de beide festivals financieel te ontvlechten. De verhoging van de Amsterdamse subsidie is steeds incidenteel toegekend en dat blijkt een te onzekere factor.
De Kunstraad adviseert daarom om de incidentele subsidie structureel aan het budget toe te voegen, onder vermindering van de bijdrage aan het Amsterdams Roots Festival. Per saldo staan het Holland Festival dan dezelfde middelen ter beschikking als in het peiljaar 2003. Het regime van bezuinigingen waaronder deze advisering plaatsvindt staat niet toe dat het door het festival gevraagde meerdere wordt toegekend.
Subsidie
peiljaar: € 406.080
gevraagd: € 1.080.000
geadviseerd: € 678.730
mutatie: € 272.650 1)
1) € 406.080 + € 317.650 – € 45.000
IDFA
Het International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA) stelt zich ten doel het documentaireklimaat te bevorderen. Daartoe stimuleert het enerzijds de productie en de verspreiding van een divers aanbod van creatieve documentaires, anderzijds stimuleert het de vraag naar deze filmvormbij een zo breed mogelijk publiek.
Hoofdactiviteit is het jaarlijkse tiendaagse festival. Tijdens het festival vindt ook de documentairemarkt Docs for Sale plaats, evenals de cofinancieringsmarkt van het aan IDFA gelieerde FORUM. Het Jan Vrijman Fonds, dat op initiatief van IDFA is opgericht, verleent financiële bijdragen aan documentaireprojecten uit ontwikkelingslanden. Jaarlijks komen in samenwerking met dit fonds drie documentaires in Nederland in roulatie.
Terugblik
Het festival groeit snel en is vanaf 2001 verlengd tot tien dagen. Het programma bestaat met ruim 200 titels uit drie competitieprogramma’s met premières, vijf reguliere selecties met documentaires, aangevuld met retrospectieven en/of thematische programma’s. Naast de filmpresentaties vinden er dagelijks discussies en forums plaats. IDFA heeft een uitgebreid educatief programma. In het scholierenprogramma, dat het hele jaar door in het hele land plaatsvindt, wordt een documentaire vertoond, begeleid door een lesmap. In de Kids & Docs Prijsvraag wordt acht- tot dertienjarigen gevraagd een idee voor een documentaire te verzinnen. Het winnende idee wordt verfilmd en op televisie uitgezonden.
De IDFA Documentaireworkshop is een educatief programma gericht op jonge professionals. Het is een cursus van acht maanden voor jonge postacademici. In 2002 werden onder de noemer IDFA flies Tropics vijftien films vertoond in Suriname. In 2003 werd gestart met een wekelijkse documentairevertoning in Cinema De Balie van een moderne klassieker.
Plannen
IDFA geeft de komende jaren geen prioriteit aan groei van het festival, maar wil het evenement in de huidige omvang consolideren. Het beoogt de accenten te leggen op professionalisering, educatie en internationalisering. Door digitalisering van de informatie die in de loop der jaren is verzameld, wil IDFA zich ontwikkelen tot een permanent kennis- en informatiecentrum. Op basis van de database moet de website zich ontwikkelen tot een virtueel centrum van de internationale documentairewereld. Het festival wil de educatieve activiteiten voor jonge professionals die rond het festival worden georganiseerd uitbreiden onder de titel IDFAcademy. Dit programma voor ongeveer honderd jonge talenten, moet gaan bestaan uit masterclasses, seminars en industry meetings.
Internationaal wil IDFA zijn positie versterken door uitwisselingsprogramma’s te intensiveren, meer filmprogramma’s in het buitenland samen te stellen en meer masterclasses, workshops en lezingen te organiseren.
Advies
Het IDFA is internationaal het belangrijkste documentaire filmfestival. Het draagt duidelijk bij aan het belang van Amsterdam als cultuurstad en de internationale positie van Amsterdam. Het heeft als belangrijke taak om een ruim aanbod aan documentaires te tonen, dat anders niet of nauwelijks in Nederland te zien zou zijn. In de competitieprogramma’s worden de kwalitatief meest interessante films onder de aandacht gebracht. Met deze functie is het festival niet meer weg te denken uit het Amsterdamse kunstenveld.
De Kunstraad plaatst wel enkele kanttekeningen bij de aanvraag voor de komende periode. Er ontbreken vaak concrete plannen en voorstellen, waardoor het op punten te veel bij voornemens blijft. Het valt op dat in de geformuleerde doelstelling de presentatiefunctie minder naar voren komt en dat het festival ook de rol van producent en distributeur opzoekt. Deze koers wordt niet ondersteund. De Kunstraad steunt wel het besluit van het festival tot consolidatie. Daardoor kan het zich richten op de kerntaken: het gedurende tien dagen zo goed mogelijk vertonen van interessante documentaires. Toekomstige ontwikkeling en vernieuwing van het festival moet ook bij deze kerntaak beginnen. Het IDFA moet daarbij de ruimte en de technische faciliteiten hebben voor een goede vertoning van de gemaakte selectie. Steeds meer documentaires worden digitaal en op video gemaakt en het festival moet kunnen investeren om deze te kunnen presenteren.
Educatie rondom het filmprogramma behoort zeker tot de taken van het festival; het moet deze dan ook kunnen voortzetten. Maar over de richting waarin de organisatie de overige educatieve activiteiten wil uitbreiden, oordeelt de Kunstraad negatief. Het verder opzetten van een ontwikkelingsprogramma voor beginnende filmers, de IDFAcademy, wordt niet ondersteund. Dit zijn activiteiten die ver buiten de kerntaken van het festival liggen. Verder betwijfelt de Kunstraad de noodzaak en haalbaarheid van de plannen om een uitgebreide website te ontwikkelen, met een online te raadplegen database. De omvang van een dergelijke ontwikkeling lijkt te worden onderschat. Een belangrijker argument is echter dat zo’n informatieve functie vanwege het permanente karakter geen taak van een festival is.
Ten slotte is het budget voor lezingen en workshops erg hoog; dit lijkt een verkapt gastenprogramma. Een budget voor andere buitenlandse gasten dan filmmakers, is echter niet nodig. Wanneer deze overige gasten uit zichzelf op de programmering afkomen,dan hoeft het festival ze niet uit te nodigen.
Het advies is om de door de Kunstraad zeer gewaardeerde bestaande activiteiten te blijven ondersteunen, maar de gevraagde verhoging voor uitbreidingen niet te honoreren.
Subsidie
Peiljaar: € 351.810
Gevraagd: € 450.000
Geadviseerd: € 351.810
Koninklijk Concertgebouw Orkest
Het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO) is de hoofdbespeler van het Koninklijk Concertgebouw, waar het jaarlijks ruim 70 concerten en circa 10 lunchconcerten verzorgt. Daarnaast geeft het orkest elk jaar een openluchtconcert. In de meeste seizoenen verzorgt de instelling tevens de begeleiding van 10 voorstellingen bij De Nederlandse Opera. Op het programma staan hoofdzakelijk symfonische werken, van Barok tot heden. Naast het uitvoeren van bestaande werken uit het symfonische muzikale erfgoed, brengt het orkest ook nieuw en minder bekend werk, waaronder premières van recente en soms in opdracht gecomponeerde stukken.
Terugblik
Het orkest heeft mede door het verlenen van eretitels, in de afgelopen periode de band met enkele topdirigenten versterkt. Verder is in 2002 de Academie van het Koninklijk Concertgebouworkest opgericht. Deze academie biedt jonge musici de kans om onder begeleiding van ervaren orkestleden hun kwaliteit in orkestspel te vergroten. De financiering is afkomstig uit private middelen via de Stichting Donateurs van het KCO.
De serie hedendaags repertoire is in het seizoen 2001- 2002 verdubbeld: deze programma’s zijn tweemaal uitgevoerd. De verkoopstrategie van de abonnementen-series is aangepast. Er worden meer en vooral kortere series aangeboden zodat meer mensen de concerten kunnen bezoeken. Daarnaast probeert het KCO door middel van een speciale last-minute kortingsregeling voor jongeren het bereik verder te verbreden. De financiële positie van het KCO is verbeterd, mede doordat het minder vaak kostbare vocale werken programmeert. De fondsenwerving is verder geprofessionaliseerd door de aanstelling van een speciale adjunct-directeur hiervoor. Dankzij de verkregen ‘boegbeeldgelden’ van het Rijk en een eigen financiële inspanning, kon de instelling de salarissen van musici met 10 procent verhogen en de podiumformatie met vijf plaatsen uitbreiden. De groei van het Gouden Gilde Fonds, ten slotte, maakte het mogelijk om enkele uitstekende instrumenten aan de musici ter beschikking te stellen.
Plannen
Het KCO wil een tweejaarlijkse festivalachtige programmering ontwikkelen, gestimuleerd door het grote succes van het festival Slava! rond Mstislav Rostropovich in 2001. In 2006 zal het op deze wijze extra aandacht geven aan de honderdste geboortedag van Dmitri Sjostakovitsj. Voor 2008 denkt het orkest aan een project rond Olivier Messiaen, wiens eeuwfeest in dat jaar valt. Ter versterking van het artistieke profiel zal minder bekend repertoire vaker een plaats krijgen binnen de bestaande concertseries van het KCO. Verder gaat het orkest wat frequenter op zoek naar alternatieve locaties, mogelijk in hernieuwde samenwerking met het Holland Festival. Aan het begin van het seizoen 2004-2005 treedt de Letse dirigent Mariss Jansons aan als chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest. Hij volgt daarmee Riccardo Chailly op, die aan het orkest verbonden blijft als gastdirigent.
Advies
Het Koninklijk Concertgebouworkest is één van de beste visitekaartjes van het Amsterdamse en nationale culturele leven. Het heeft een uitstekende reputatie, met een goed programma en een uitvoeringsniveau van topkwaliteit. Het orkest behoort tot de topvijf van de wereld en heeft daarmee zowel nationaal als internationaal een toonaangevende positie. Het zet de standaard voor het orkestrale samenspel in Nederland. Zowel artistiek-inhoudelijk als productioneel functioneert het orkest uitstekend.
De hoge kwaliteit van het orkest heeft z’n prijs, al zitten gemeente en Rijk nog altijd voor een dubbeltje op de eerste rang. De aanvrager stelt terecht dat het verschil in honorering met vergelijkbare toporkesten nog altijd groot is. Op de internationale transfermarkt voor topmusici zit het Concertgebouworkest onderaan de markt. Dat houdt een risico in voor de toekomst, gezien de leeftijdsopbouw van de musici en de noodzaak om tot 2010 circa een derde van de orkestleden te vervangen.
Hoewel de financiële positie van het orkest, dat in belangrijke mate eigen inkomsten genereert, wat is verbeterd, staat die op sommige punten wel onder druk. De sponsormarkt is risicovol. De economische achteruitgang maakt sponsors minder toeschietelijk – ook in het segment waar instellingen zoals het Concertgebouworkest opereren. Het is niet te voorzien of deze mogelijk teruglopende inkomstenbron een terugval in inkomsten elders kan opvangen. De kwaliteit en toppositie van het KCO rechtvaardigen zonder meer het gevraagde subsidie. De bezuinigingstaak die de Kunstraad is toebedeeld, is in de sector muziek en muziektheater niet te realiseren zonder ook op de subsidie van het Koninklijk Concertgebouworkest te korten.
Omdat er geen enkele inhoudelijke aanleiding is voor een korting, adviseert de Kunstraad een zo beperkt mogelijk gehouden vermindering.
Subsidie
peiljaar: € 6.081.780
gevraagd: € 6.081.780
geadviseerd: € 5.896.780
mutatie: – € 185.000
Nationale Opera & Ballet (Het Nationale Ballet)
Het Nationale Ballet is het enige klassieke dansgezelschap in Nederland dat academisch ballet op het allerhoogste niveau in al zijn facetten brengt: van klassiek tot hedendaags, van verhalend tot abstract, eigen en internationaal repertoire. Het Nationale Ballet ziet het als zijn taak nieuwe choreografieën te creëren en de kunstvorm verder te ontwikkelen, meesterwerken te laten zien en de bestaande klassieke werken nieuw leven in te blazen, om ze relevant en spannend te houden voor de toeschouwer van vandaag.
Terugblik
Het beleidsplan waarmee Het Nationale Ballet bij het Rijk en Amsterdam subsidie vroeg voor de nu lopende kunstenplanperiode, werd zowel door de Raad voor Cultuur als door de Kunstraad van onvoldoende kwaliteit geacht om te kunnen dienen als uitgangspunt voor de gevraagde subsidie. Beide adviesraden verzochten om een nieuw beleidsplan voor deze periode. In een gezamenlijk advies spraken de beide adviesraden hun oordeel hierover uit. Dit nieuwe plan viel evenzeer tegen op het gebied van artistieke visie, voorstellen of ideeën. Echter, hoop voor de toekomst werd geput uit de aanstelling per 1 januari 2002 van Ted Brandsen als adjunct-artistiek directeur en huischoreograaf. Op 1 juli van het jaar daarop werd deze benoeming, mede als gevolg van de kritische opmerkingen over de artistieke leiding van het gezelschap in het gezamenlijke advies, omgezet in die van artistiek directeur; de arbeidsovereenkomst met de toenmalige artistiek directeur, Wayne Eagling, werd beëindigd.
Ondanks deze perikelen werden in 2001 en 2002 acht wereldpremières uitgebracht en vijf Nederlandse. In samenwerking met de Nationale Balletacademie werden in kleinere theaters tien voorstellingen In de voetsporen van de dans gebracht.
De bij de afdeling Educatie van Het Muziektheater ondergebrachte activiteiten op dit gebied, bestonden uit rondleidingen, inleidingen voorafgaand aan voorstellingen en bijzondere voorstellingen ingebed in een uitgebreid voorbereidend lesprogramma, voor scholieren uit de hoogste klassen van het basisonderwijs.
Plannen
De artistieke identiteit zal worden versterkt door het ontwikkelen van eigen repertoire, door een nieuwe kijk op de klassiekers en door de ontwikkeling van Het Nationale Ballet tot een werkelijk creatief huis. Het onderscheid tussen de internationale gezelschappen wordt steeds diffuser. Terwijl het eigene van een gezelschap steeds moeilijker te benoemen wordt, wordt dat tegelijkertijd steeds belangrijker. Het Nationale Ballet heeft zich immer onderscheiden door een breed repertoire en een grote hoeveelheid werk van eigen choreografen. Van Dantzig, Van Manen en Van Schayk hebben met hun werk de identiteit van Het Nationale Ballet vormgegeven en een nieuwe generatie uit eigen stal zal deze lijn voortzetten. Het hernemen van repertoire van ‘de oude meesters’ ziet Het Nationale Ballet ook als een uiting van zijn eigen identiteit. Ook choreografen die niet direct bij de groep betrokken zijn, zullen worden uitgenodigd.
De thema’s en archetypen uit de avondvullende verhalende (klassieke) balletten zijn voortdurend aan verandering onderhevig, en de kijk erop verandert mee met de tijd. Naast het reproduceren van de bestaande producties, zullen overgeleverde choreografieën ook in een ander kader worden geplaatst of van een frisse interpretatie worden voorzien. Een uitbreiding van dit deel van het repertoire is noodzakelijk. Daarbij zal de nadruk komen te liggen op het ontwikkelen en produceren van eigen, nieuwe avondvullende producties. Per seizoen zal er minstens een hiervan worden uitgebracht. Intensieve samenwerking met dramaturgen, scenarioschrijvers, componisten, zangers, auteurs, beeldende kunstenaars, (video)regisseurs en ontwerpers uit binnen- en buitenland zal Het Nationale Ballet tot een creatief centrum maken. Met een internationale competitie voor balletcomposities in samenwerking met Holland Symfonia zal dit proces structureel worden ondersteund.
De samenwerking met festivals wordt versterkt mede door de opname van de reguliere juniprogrammering in het Holland Festival, alsmede door een specifieke bijdrage hieraan. Naast het gecreëerde nieuwe werk wordt selectief bestaand repertoire aangeschaft. De gemengde programma’s worden door middel van dwarsverbanden, thematische verbindingen en het consequent opnemen van een (wereld)première aantrekkelijker gemaakt voor een breder publiek.
Voor dit alles acht Het Nationale Ballet uitbreiding van het tableau naar 85 dansers noodzakelijk. In choreografische workshops, onder leiding van Krzysztof Pastor, kunnen dansers experimenteren en nieuw werk maken. Geselecteerde choreografen van buiten het gezelschap kunnen hier eveneens aan deelnemen. De hieruit voortkomende voorstellingen New Moves zullen elders in Amsterdam worden gepresenteerd. In dit kader, maar ook met het oog op de presentatie van intiem en risicovol repertoire, acht Het Nationale Ballet de totstandkoming van een kleine zaal in Het Muziektheater van groot belang. Het huidige educatieve beleid wordt gecontinueerd.
Advies
Het Nationale Ballet kan zich meten met de beste klassieke gezelschappen van de wereld. De vorige artistiek leider, Wayne Eagling, heeft het gezelschap op een technisch hoog niveau gebracht. De nieuwe artistiek leider heeft het vertrouwen van de Kunstraad. Zeker nationaal heeft hij het gezelschap weer een gezicht gegeven. Op choreografisch gebied heeft het gezelschap drie veelbelovende namen aan zich weten te binden. De aanvraag is weliswaar niet inspirerend geschreven, maar geeft wel zicht op de plannen.
De hernieuwde aandacht voor de workshop is zeer belangrijk voor de opleiding van toekomstige choreografen voor Het Nationale Ballet. Nergens in Nederland bestaat verder de mogelijkheid zich te bekwamen in het choreograferen in de klassieke, academische (ballet)stijl, wat ook voor moderne dansers van buiten het gezelschap, die meer dan voorheen zelf eveneens klassiek geschoold zijn, een interessante ervaring biedt. In potentie zijn ook zij de choreografen van de toekomst. De geboden mogelijkheid aan dansers van buiten het gezelschap om aan de workshop deel te nemen beoordeelt de Kunstraad als positief, evenals de intentie van het ballet om compositieopdrachten te verstrekken.
Bij de voorgenomen parallelle programmering van kleine-zaalproducties, die overigens ook van belang kunnen zijn voor de middelgrote schouwburgen in het land, is het moeilijk in te schatten of daarvoor een extra zaal in Het Muziektheater zelf nodig is, zoals bepleit. Als het om een vlakkevloerzaal gaat, zou de nieuwe zaal in de Stadsschouwburg ook in aanmerking kunnen komen. De plannen getuigen onmiskenbaar van de ideeën van de artistiek leider, en de voorstellen worden door de Kunstraad gewaardeerd.
Subsidie
peiljaar: € 5.169.180
gevraagd: € 5.270.000
geadviseerd: € 4.901.100
mutatie: – € 268.080
Paradiso
Paradiso is in de eerste plaats een huis voor de (pop)muziek, maar ook voor de pop(ulaire)cultuur. Verschillende (onder)stromen op het gebied van nieuwe muziek, levensovertuiging, politieke denkbeelden, kleding, taalgebruik, vormgeving, uitgaan, nieuwe media en niet in de laatste plaats beeld, maken daar deel van uit.
Uitgangspunt en leidraad zijn voor Paradiso het bewerkstelligen van een verbinding tussen aanbod en publiek en tussen proces en presentatie. Paradiso vervult zijn functies door een groot aantal verschillende, in elkaar grijpende clusters van activiteiten.
Terugblik
De afgelopen periode was er een van geleidelijke expansie. Er werd geëxperimenteerd met het inpassen van andersoortig aanbod. Met grote regelmaat kwamen verschillende media samen in een programma. In het kader van zijn verkennersfunctie ontwikkelde Paradiso zelf en soms in coproductie met derden een groot aantal programma’s. Omdat programma’s in toenemende mate op elkaar betrokken raken, wordt het moeilijk onderscheid te maken tussen verschillende programma’s en disciplines. Vooral in de nachtprogrammering van dance programma’s, werden meer media als cinema, live muziek cabaret, dj’s, video, theater en dans samengebracht. De multimediale programmering van het Paradiso-Melkweg Productiehuis leverde hieraan in toenemende mate een impuls.
Ook op het gebied van nieuwe media en beeldcultuur speelde Paradiso een rol, zoals onder andere bij de ontwikkeling van de internet broadcastzender Fabchannel. Het leeuwendeel van de programmering bestond nog steeds uit popconcerten, onder te verdelen in pop en rock; hiphop, soul, funk, R&B, gospel. De noemer Underground is bij Paradiso de verzamelplaats van wat onder de oppervlakte borrelt: opkomende tendensen, nieuw talent dat zich begint te manifesteren of initiatieven die de buitengrenzen van de (pop)muziek verkennen. De Clubdance programma’s waren onderverdeeld in verschillende muziekstijlen; Clubdance-overig en Clubdance-concepten totaalprogramma’s.
De toenemende aandacht voor elektronische muziek werd gereflecteerd in Sonic Acts en Tracks +Traces. Daarnaast presenteerde Paradiso jazz; moderne klassieke en niet-westerse muziek; dans en theater; kinderprogramma’s en kinderconcerten; nieuwe media; rap en poëzie; koormuziek en festivals. Zonder verbouwing en aanpassing van het pand zouden in 2003 de omvang van de groei worden gedicteerd door de fysieke omstandigheden waarin de organisatie en het pand verkeerden. In herfst 2002 startte een omvangrijke verbouwing die tot ver in 2003 voortduurde.
Plannen
Paradiso blijft doen waar het goed in is. Het blijft verbindingen leggen tussen subculturen, programma’s en disciplines. Het blijft nieuwe ontwikkelingen in de muziek en de daaraan gelieerde subculturen zichtbaar maken. Alleen zo is het in staat het contact met het publiek dat afkomstig is uit de vele subculturen die de stad rijk is te intensiveren. Extra accenten zullen worden gelegd op maatschappelijk betrokken en maatschappijkritische programma’s, op het scouten en ontwikkelen van jong talent en op publieksverbreding en -verdieping.
Paradiso blijft gastheer voor de Grote Prijs van Nederland en Marmoucha. Likeminds zal zich hier bijvoegen. Een belangrijk deel van de huidige programmering wordt gecontinueerd: gevierde bands en muzikanten zullen elkaar blijven afwisselen met opkomende, in combinatie met nieuw talent uit het undergroundcircuit. Onder de titel Eclectro wordt gewerkt aan een opvolger van Tegentonen en Tracks +Traces. Het beleid met betrekking tot het presenteren van het traditionele en populaire muziekaanbod uit andere culturen wordt voorgezet alsmede de concept- en clusterprogrammering. Een aantal van de hierin plaatsvindende programma’s biedt de mogelijkheid op een geheel eigen wijze aan meer maatschappijkritische onderwerpen aandacht te besteden. Het dancepubliek zal op de plek waar het zich thuis voelt blijven worden geconfronteerd met live performances op het gebied van dans, theater, beeldende kunst en dergelijke. Op basis van het reeds bestaande aanbod van de Proms en Gaudeamus is een festivalreeks ontwikkeld waarin de verbinding tussen hedendaagse gecomponeerde muziek en popcultuur inzichtelijk wordt gemaakt.
De programma’s op het gebied van digitale (beeld)cultuur worden voortgezet en uitgebreid met een aantal nieuwe concepten. De openbare ruimten in en om het gebouw zullen actiever gebruikt gaan worden voor geluids- en beeldinstallaties en de nieuwe kelder zal mogelijkheden bieden voor de wisselwerking tussen (moderne) muziek en digitale (beeld)cultuur. De ‘streaming video portal’ van Paradiso wordt verder uitgebouwd en met een aantal collega poppodia zullen ‘pilots’ op dit gebied worden gestart.
Paradiso vraagt een verhoging van het jaarlijks subsidie van € 150.000,- voor de compensatie van autonome kostenstijgingen en het wegwerken van loonachterstanden.
Advies
Paradiso is een van de meest vooraanstaande popcentra van Nederland. Ook internationaal geniet het centrum enige faam. Paradiso ontvangt zes procent aan structurele gemeentelijke subsidie ter dekking van de totale kosten. Die bijdrage is niet toereikend om de vaste lasten van de organisatie af te dekken. Daardoor is Paradiso gedwongen het gros van het inkomen zelf te verdienen en winstgevende activiteiten te presenteren. Onbekendere en meer experimentele programmering die gewoonlijk minder bezoekers trekt, delft daardoor het onderspit. De kosten van bands en dj’s stijgen bovendien de laatste jaren fors, terwijl de popsector een onzekere markt is, afhankelijk van niet te voorspellen modes en trends. Paradiso waarschuwt wel voor de dwang van steeds commerciëler programmeren in zijn aanvraag, maar heeft geen concrete, inhoudelijke plannen om dit te pareren. Wel meent Paradiso een maximum aan efficiencymaatregelen te hebben genomen. Jongeren maken geen onderscheid meer tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur. Hetgeen Paradiso als ‘mainstream’, subcultuur, ‘underground’ en ‘rode pluche’ benoemt. Jongeren consumeren in principe alles. Daarom acht de Kunstraad het zo belangrijk dat er iets anders wordt gebracht dan de cultuur van de grootste algemene deler. Hierin geeft het plan van Paradiso reden tot optimisme gezien de wens tot cross-overs en het inlassen van bijzondere elementen binnen programmasoorten.
Het beleidsplan is echter vooral een opsomming van formats, waarbij een samenhang node wordt gemist. Het beleidsplan gaat meer over de merkontwikkeling dan over de programmering. De vele samenwerkingsverbanden die worden genoemd lijken vooral Paradiso extra te positioneren. Paradiso, als het sterkste popodium van het land, wordt daardoor eigenlijk zelf een ‘huismerk’. De Kunstraad stelt vast dat Paradiso een negatief eigen vermogen heeft en dat er de komende jaren sprake zal zijn van een toenemend exploitatietekort.
De Kunstraad adviseert handhaving van de subsidie.
Subsidie
peiljaar: € 599.040
gevraagd: € 735.000
geadviseerd: € 599.040
Podium Mozaïek
Podium Mozaïek wil een nieuw cultureel centrum zijn voor de podiumkunsten voor Amsterdam West, met een stedelijke en landelijke uitstraling. Het bevorderen van de culturele participatie staat hierbij voorop. Naast een podium voor interculturele kunstbeoefening, wil Podium Mozaïek een katalysator zijn voor nieuwe hoogwaardige interculturele producties en tevens springplank voor lokaal talent. Het kwaliteitsaanbod van Podium Mozaïek zal dusdanig aantrekkelijk voor alle publieksgroepen in West worden, dat er tussen de groepen daadwerkelijk ontmoeting en daardoor nieuwe culturele productie en uiteindelijk actieve culturele uitwisseling totstandkomt.
Terugblik
De keuze om Podium Mozaïek in Amsterdam West te situeren stoelt op de volgende redenen: de grote culturele diversiteit van de bewoners en de Planet jr. Productions daaraan gerelateerde potentie voor nieuwe culturele uitingen; de enorme honger van deze groepen naar cultuurparticipatie; het ontbreken van voorzieningen waar culturele uitingen tot stand kunnen komen; het aanmerken als een stimuleringsgebied waar wordt ingezet op sociaal economische vernieuwing en de verwachte verjonging van de buurt. De levensvatbaarheid van het Podium Mozaïek is door twee onderzoeken gestaafd.
Plannen
De voorgenomen programmering van de concert- en theaterzaal met 350 stoelen behelst een hoogwaardig multicultureel aanbod uit binnen- en buitenland. Multicultureel staat voor fusies van westers en niet-westerse vormen alsmede nieuwe eigentijdse vormen waarin afzonderlijke invloeden nauwelijks meer te herkennen zijn. Daarnaast zal worden ingespeeld op de behoefte aan cultuur- en taalspecifieke podiumkunsten. Het Podium Mozaïek rekent kunsteducatie tot zijn kerntaken, waarbij het voornamelijk de ontwikkeling van de creatieve vermogens betreft van kinderen en jongeren tot 21 jaar. Lokaal cultureel initiatief zal worden gestimuleerd en mogelijkheden worden geboden om de eigen culturele identiteit te beleven en uit te dragen. Diversiteit in kunst- en cultuurparticipatie wordt tot stand gebracht door multiculturele kruisbestuiving via projecten en opdrachten.
Het aanbod wordt bepaald door de huisgezelschappen Theater Rast, Circus Elleboog en Teatro Munganga, door externe partners zoals Tiyatro Festivali, Kulsan en Aslan Muziekcentrum, door lokaal cultureel initiatief via een open podium en door speciale cultuurproducties en opdrachten. Wat betreft de artistieke kwaliteit moet het aanbod voldoen aan de criteria diversiteit en identiteit, talentontwikkeling en voorhoedefunctie alsmede stedelijke, landelijke uitstraling en internationale programmering.
De basisprogrammering wordt gegoten in zes programmaformats met een herkenbaar label op een vast tijdstip voor een duidelijk omschreven doelgroep. Een artistiek leider, die wordt bijgestaan door een programma-adviesraad, is verantwoordelijk voor de programmering.
Advies
De plannen van Podium Mozaïek zijn ambitieus en wekken hoge verwachtingen. Het Podium heeft echter zo weinig voorgeschiedenis, dat het voor de Kunstraad moeilijk is om er (inhoudelijk) over te oordelen. Na een verbouwing in 2004 gaat het gebouw eind van dat jaar voor het publiek open.
De Kunstraad vindt dat Podium Mozaïek enorme risico’s neemt. Het gemiddelde zaalgebruik ligt op 83%, hetgeen het realiteitsgehalte van de plannen aantast. Ook heeft de Kunstraad twijfels over de artistieke drijfveer van Podium Mozaïek; de motivatie en legitimatie van de accommodatie lijken eerder geboren uit sociale en maatschappelijke overwegingen. Vanwege de omvang van de zaal overstijgt Podium Mozaïek het niveau van een buurttheater, maar vanwege de huisgezelschappen Circus Elleboog en Teatro Munganga, alsmede vanwege de inhoud van de overige activiteiten weer niet. Het vertrouwen dat dit podium een stedelijk en landelijk niveau zal verwerven moet louter op basis van de aanvraag ontstaan.
In de aanvraag zijn, ondanks dat die goed is geschreven, veel tegenstrijdigheden te bespeuren, mogelijk veroorzaakt door het feit dat de plannen op veel gedachten hinken. De huisgezelschappen ontwikkelen een zeer bescheiden aantal activiteiten, en de Kunstraad heeft onvoldoende vertrouwen in de voorgespiegelde 60% programmering die bovenlokaal zou zijn. Het genoemde aanbod zal het podium zonder meer wel eens willen aandoen, maar zal voor de reguliere presentatie van zijn programma’s, naar verwachting, andere accommodaties in de stad prefereren. Daardoor zal het primaat komen te liggen bij de cultureel-maatschappelijke doelstelling en de exclusieve buurtfunctie. En dat zijn niet de criteria om een accommodatie in aanmerking te laten komen voor een subsidie uit het kunstenplan.
Subsidie
gevraagd: € 224.772
geadviseerd: geen
Stadsschouwburg
De Stadsschouwburg wil een plek zijn waar het publiek op aandachtige wijze met podiumkunsten in contact kan komen; een plek voor “serious pleasure”. Zij staat derhalve ten dienste zowel van de theaterkunst als van het publiek. De Stadsschouwburg heeft de ambitie het toonaangevende centrum van de theatercultuur in Nederland te zijn. Die positie wil zij niet alleen ontlenen aan de traditie en het verleden, maar juist aan de positie die zij in het hedendaagse kunstleven inneemt.
De nadruk van de programmering ligt op toneel, maar daarnaast is er ruimte voor moderne dans, muziektheater inclusief cross-overs tussen deze disciplines en nieuwe, jongere kunstuitingen die zich lenen voor een theatrale presentatie. Het is vanzelfsprekend met het oog op zijn positie en herkenbaarheid, dat het grootste en sterkste toneelgezelschap van het land aan de Stadsschouwburg is verbonden.
Ontwikkelingen
Twee in gang zijnde ontwikkelingen zullen de lopende en de volgende kunstenplanperiode zeker financiële en organisatorische consequenties hebben: de uitbreiding van de Stadsschouwburg met een multifunctionele middenzaal met een vlakke vloer en een grand café, de ‘Stadsfoyer’, alsmede de voorgenomen verzelfstandiging. Naar verwachting zullen de feitelijke werkzaamheden voor de nieuwe zaal najaar 2004 beginnen en wordt het nieuwe complex begin 2007 opgeleverd. Voorwaarde voor het beschikbaar komen van geld voor de bouw was dat de exploitatie niet zou mogen leiden tot hogere exploitatielasten van de betrokkenen: de Melkweg, Stadsschouwburg en Toneelgroep Amsterdam (TA).
Momenteel is een onderzoek gaande naar de toekomstige organisatie en exploitatie van de zaal. De Stadsschouwburg wil een hoogwaardige culturele ontmoetingsplek zijn aan het Leidseplein. Daarvoor moet het gebouw activiteit, levendigheid en openheid uitstralen. De in de Rotonde en de verschillende (heropende) entrees van de Stadsschouwburg geprojecteerde Stadsfoyer moet een van de beste grand cafés van Amsterdam worden en een logische ‘hangout’ voor theatermakers en theaterliefhebbers. Er zijn readings, nabesprekingen, nazitten en speciale optredens. Maar ook niet-theaterliefhebbers moeten zich er thuis voelen. De Stadsfoyer moet een cruciale rol vervullen in het terugveroveren van het Leidseplein als hoogwaardig cultureel uitgaanscentrum voor de stad. Voor de geschatte investering van drie SMART Project Space à vier miljoen euro is nog geen budget beschikbaar en in de komende periode zullen investeerders en financiers worden gezocht. Pas als de financiering rond is, wordt opdracht gegeven voor de start van de benodigde werkzaamheden. Het streven is om de realisatie van de plannen gelijktijdig met de opening van de nieuwe zaal te hebben afgerond. Naar verwachting zal de Stadsschouwburg, nu nog een gemeentelijke dienst, met de ingang van het nieuwe kunstenplan een zelfstandige rechtspersoon worden. De organisatorische en financiële consequenties hiervan zijn momenteel in onderzoek. De nieuwe beleidsperiode is voor de Stadsschouwburg er dan ook een van transformatie. Pas na voltooiing van het onderzoek naar de exploitatie van de nieuwe zaal en duidelijkheid over de financiële gevolgen van de verzelfstandiging zullen een begroting en activiteitenplan bij onderhavig beleidsplan ter beschikking kunnen komen.
Terugblik
Sinds een directiewisseling in het najaar van 2001 is een nieuw pad ingeslagen ten behoeve van een meer actieve en diverse programmering, ontsluiting van de accommodatie en het verbeteren van de bedrijfsvoering en organisatie. Het profiel van de programmering werd aangescherpt. De relatie met enkele gezelschappen werd beëindigd en er werd een duidelijker onderscheid gemaakt tussen het huisgezelschap TA en huisgerelateerde gezelschappen als het Toneel Speelt, de Theatercompagnie en Orkater, die jaarlijks één of meer premières in de Stadsschouwburg uitbrengen. Speciale evenementen als TamTam in samenwerking met TA en de Melkweg, Blind Date (een zelf geproduceerde avond over jaloezie), de Toren van Babel en Urban Myth, alsmede optredens van onder andere Tom Barman en David Eugene Edwards werden door de Stadsschouwburg geprogrammeerd. Met ZT Hollandia werd Brandhaarden georganiseerd; een lang weekend met voorstellingen, discussies, redevoeringen en films in het hele gebouw. De Theatercompagnie nam gedurende een hele week de schouwburg in gebruik met Dwarsdenken. Het Expanding Theatre werd geïntroduceerd. Dit richt zich op de randgebieden van theater en op theater in relatie met onder andere beeldende kunst, film, vormgeving, ‘spoken word’, populaire cultuur en nieuwe media. In veel van deze programma’s wordt de reguliere scheiding tussen podium en publiek doorbroken. Met Urban Myth, een ontmoetingsplaats voor twintigers en een podium voor jonge kunstenaars, is een vaste band aangeknoopt. Er is geen sprake van reguliere voorstellingen, maar meer van bijzondere presentaties en evenementen. Met deze programmaonderdelen, maar ook door de samenwerking met de Turks/Nederlandse theatergroep Rast wordt nadrukkelijk naar nieuw publiek gezocht. De relaties met een aantal festivals werden versterkt en de groei van het onder de verantwoordelijkheid van de Stadsschouwburg georganiseerde Julidans voortgezet.
Plannen
De ambitie is de Stadsschouwburg uit te laten groeien tot een hedendaagse ontmoetingsplek. De samenwerking met TA zal de komende jaren verder worden geïntensiveerd. Het plan voor een TA 2 zal door de Stadsschouwburg worden gesteund door presentaties die nog niet rijp zijn voor de grote zaal, op alternatieve plekken in het gebouw te tonen. Ook op het gebied van educatie en randprogrammering bij voorstellingen zal worden samengewerkt met TA. Met de (huisgerelateerde) gezelschappen zal worden samengewerkt voor bijzondere presentaties en projecten waarin onder meer maatschappelijk engagement centraal staat en wordt toegespitst op het gebouw en het publiek.
In het kader van Expanding Theatre zal de Stadsschouwburg nog nadrukkelijker grensoverschrijdend theater programmeren en waar mogelijk produceren. De programma’s worden op korte termijn en actueel ontwikkeld, reden om elke maand een weekend hiervoor vrij te houden. Voor het Expanding Theatre zal een redactie worden gevormd met daarin makers en denkers uit verschillende disciplines. De Stadsschouwburg vindt het belangrijk ook af en toe beginnende makers die zoeken naar bijzondere theatervormen een kans te geven die te presenteren in een groot huis.
De relatie met Urban Myth wordt voortgezet. De samenwerking met verschillende festivals wordt geïntensiveerd en uitgebreid, zo wordt momenteel met het Amsterdam Roots Festival gesproken. De samenwerking met zes verwante schouwburgen, met name op het gebied van internationale programmering en korte termijnmogelijkheden voor reprises, speciale projecten en acute plannen over actuele onderwerpen, wordt voortgezet. De in het kader van de randprogrammering gestarte Salons waarin los van voorstellingsbezoek kennis kan worden genomen van de achtergronden van de voorstellingen, worden eveneens gecontinueerd en er wordt gedacht over het aanbieden van cursussen waarin het publiek zich kan verdiepen in de achtergrond van toneel, dans, opera en muziektheater.
Advies
De Kunstraad is enthousiast over de aanvraag van de Stadsschouwburg. De vele plannen getuigen van een groot elan en suggereren een hoog artistiek niveau. De nieuwe directeur getuigt van een verfrissende ambitie. Het is hem in korte tijd gelukt de organisatie al een stuk slagvaardiger te maken. De keuze voor de nieuwe programmeur wekt vertrouwen voor de toekomst. Alle ingrediënten zijn aanwezig om de Stadsschouwburg weer te laten uitgroeien tot een van de eerste podia van Nederland.
Naast alle waardering heeft de Kunstraad ook een kritische opmerking. De Stadsschouwburg heeft nog geen duidelijk artistiek kader gedefinieerd. Het niet in de marge van de theaterwereld willen verkeren enerzijds én anderzijds makers ruimte geven voor het experiment, kan met elkaar gaan botsen. De nieuw te bouwen vlakkevloerzaal biedt de Stadsschouwburg vele nieuwe mogelijkheden. De verschuiving en dynamiek die deze nieuwe middenzaal zal geven in het Amsterdamse accommodatielandschap juicht de Kunstraad toe. De concrete plannen voor de invulling hiervan zijn vooralsnog niet meer dan schetsmatig. Er is waardering voor het feit dat de Stadsschouwburg activiteiten uit eigen middelen financiert, waaronder de te ontwikkelen Stadsfoyer. In de huidige omstandigheden waarin de Stadsschouwburg een aantal zeer ingrijpende veranderingen, zoals verzelfstandiging en een nieuwe zaal, zal doormaken waarvan de consequenties pas over enige tijd zijn doorgerekend, gaat het vooral om het schenken van vertrouwen. In dit verband vindt de Kunstraad het grote voorbehoud dat de Stadsschouwburg plaatst bij de cijfers wel begrijpelijk.
Een groot vraagteken blijft bestaan bij de nog onbekende kosten of opbrengsten van de verzelfstandiging en van de exploitatie van de nieuwe zaal, die vooralsnog door de politiek afgedwongen, budgettair neutraal zou moeten zijn. De Kunstraad ziet zich voor de moeilijkheid geplaatst dat de Stadsschouwburg met toestemming van de gemeente (nog) geen reële vierjarenbegroting kon indienen omdat de financiële gevolgen van de uitbreiding en verzelfstandiging onduidelijk zijn. Bovendien is het de Kunstraad gebleken dat nog tijdens zijn advisering extra bezuinigingen à € 92.000 aan de Stadsschouwburg zijn opgelegd. Dit maakt het de Kunstraad erg lastig om tot een financiële afweging te komen. Het liefst had de Kunstraad geadviseerd om de bestaande subsidie te handhaven, maar de bezuiniging waartoe de gemeente besloten heeft, maakt het onvermijdelijk te adviseren ook de Stadsschouwburg een bescheiden bezuiniging op te leggen. Overweging hierbij is dat de ingezette verzelfstandiging van de organisatie ongetwijfeld mogelijkheden biedt te komen tot kostenbesparingen. Anders ligt dit waar het gaat om een inschatting van de financiële gevolgen van de exploitatie van de nieuwe zaal. Zou dit tot nieuwe inzichten leiden, dan moet een en ander wellicht worden herbezien.
Subsidie
peiljaar: € 4.545.040
gevraagd: € 4.900.500
geadviseerd: € 4.495.040
mutatie: – € 50.000
Stedelijk Museum
Het Stedelijk Museum stelt zich als kernopdracht het beheren, tonen en selectief uitbreiden van de gemeentelijke collectie moderne kunst, één van de rijkste en meest veelzijdige collecties moderne en hedendaagse beeldende kunst en vormgeving ter wereld. Daaruit vloeit een tweeledige publiekstaak voort: het tonen van actuele ontwikkelingen in de beeldende kunst, en het zichtbaar maken van de geschiedenis van de moderne beeldende kunst. Daarnaast wordt onderzoek verricht naar de collectie, verschijnen er publicaties en vinden andere activiteiten plaats, zoals lezingen en concerten.
Terugblik
Het Stedelijk Museum presenteert jaarlijks tegen de vijftig tentoonstellingen van schilderijen, werken op papier, beelden, fotografi e, video, textiel, keramiek, meubels en sieraden. Deels wordt werk uit de eigen collectie getoond, waaronder aanwinstexposities. In 2001 werd het programma gekenmerkt door beroemdheden als Dennis Hopper en Karel Appel, en Hare Majesteit de koningin trad als gastcurator op. Het bezoekersaantal lag dat jaar hoger dan het gemiddelde bereik van zo’n 400.000 per jaar.
De afgelopen jaren werden overheerst door ontwikkelingen rond de uitbreidingsplannen van het museum. In 2001 en 2002 werd het uitbreidings- en renovatieplan door de architect Alvaro Sizá verder ontwikkeld, in de gemeente reserveerde € 59 miljoen. In 2002 stelde de gemeenteraad het besluit echter uit en werden de plannen opnieuw bezien. In januari 2003 werd de Commissie Toekomst Stedelijk Museum ingesteld, die in juni van dat jaar met haar conclusie kwam: verzelfstandiging van het museum op korte termijn, een nieuw bouwkundig ontwerp dat aansluit bij de ambities en het spoedig aantrekken van een nieuwe directie met een duidelijke visie en artistiek beleid. De ontwikkelingen gingen daarna snel. Per 1 juli trad een interim-directeur aan, die de algehele eindverantwoordelijkheid kreeg. In september stelde de gemeente voorwaardelijk € 10 miljoen beschikbaar bovenop het reeds gereserveerde bedrag, en in december 2003 kwam daar € 5 miljoen van het Rijk bij. In januari 2004 is een Raad van Toezicht benoemd die verantwoordelijk is voor de voorbereiding van de verzelfstandiging. Later dezelfde maand werd de Stichting Fondsenwerving en -beheer Uitbreiding en Renovatie Stedelijk Museum opgericht, met als doel het verwerven van de resterende € 15 miljoen benodigd voor de renovatie en uitbreiding. Ondertussen is het gebouw aan de Paulus Potterstraat gesloten voor publiek.
Met ingang van 16 mei 2004 wordt een deel van het voormalige TPG-hoofdgebouw aan de Oosterdokskade voor de duur van tweeënhalf jaar als museumlocatie gebruikt. De verzelfstandiging is voorzien voor 1 januari 2005.
Plannen
Met de conclusies van de Commissie Toekomst Stedelijk Museum, de komst van een interim-directeur, het besluit van het College van B&W om extra middelen te reserveren en het besluit van de Tweede Kamer om aan de uitbreiding bij te dragen, is er (weer) zicht op een vernieuwd en uitgebreid Stedelijk Museum. Voor het zomerreces van 2004 wordt naar verwachting bekend of de nog benodigde middelen gevonden zijn, en zal een definitief besluit genomen worden over de bouwplannen voor het vernieuwde museum. In de tussentijd wordt gewerkt aan een Programma van Eisen, op basis waarvan architecten hun ontwerpen kunnen maken.
In de voor 2005 en volgende jaren geschreven beleidsvisie wordt op de kerntaken, uitgangspunten en (maatschappelijke) context van dit toekomstige museum uitgebreid ingegaan. Centraal staat het heroveren van de brandpuntpositie in het culturele leven als toonaangevend, inspirerend en spraakmakend museum. Het Stedelijk Museum wil zich positioneren als het nationale museum voor moderne en hedendaagse kunst. Daarin onderscheidt het vier functies: collectiecentrum, tentoonstellingsmaker, kenniscentrum en ontmoetingsplek.
Tot 2007 worden tentoonstellingen en presentaties uit de eigen collecties gepresenteerd, in de tijdelijke locatie in het voormalige TPG-hoofdgebouw. In de periode tussen de sluiting van het gebouw aan de Paulus Potterstraat en de opening van het straks verbouwde en met nieuwe ruimten uitgebreide museum, zal hard gewerkt worden aan het inhalen van de achterstand in de (geautomatiseerde) collectieregistratie. Concrete plannen voor activiteiten in het voormalige TPG-hoofdgebouw en voor de heropening van het gerenoveerde en uitgebreide museumgebouw, zijn nog niet voldoende uitgewerkt.
Advies
Het Kunstenplan 2005 tot en met 2008 komt voor het Stedelijk Museum te vroeg. Het Stedelijk Museum verkeert al een lange periode in onzekerheid rond de renovatie en uitbreiding van het museumgebouw. Achteraf moet geconstateerd worden dat deze langdurige onzekerheid ook het elan uit het museum heeft doen verdwijnen. De voortdurend veranderende omstandigheden, de complexe en vertraagde besluitvorming, de begrotings-overschrijdingen en de kritiek waaraan het museum (terecht) heeft blootgestaan, hebben niet bijgedragen aan het vertrouwen van de museumstaf in de eigen organisatie.
Niet alleen het gebouw behoeft vernieuwing. Met de conclusies van de Commissie Toekomst Stedelijk Museum, de komst van een interim-directeur, het besluit van de gemeenteraad om voorwaardelijk extra middelen te reserveren en het besluit van de Tweede Kamer om bij te dragen is er (weer) zicht op een vernieuwd en uitgebreid Stedelijk Museum. De Kunstraad heeft waardering voor de manier waarop na de onrustige jaren, althans wat deze ontwikkelingen betreft, inmiddels een koers is hervonden. Voor het Stedelijk Museum betekent het evenwel niet dat de onzekerheden voorbij zijn. Integendeel. De voorgenomen verzelfstandiging is weliswaar een half jaar uitgesteld, maar blijft een ingrijpende organisatieverandering. Er moet voor de uitbreiding een nieuw Programma van Eisen worden opgesteld en een nieuw ontwerp worden gemaakt, terwijl de financiering van de uitbreiding nog niet rond is. Niet alleen over de kosten en de financiering van het nieuwe museum, maar ook over de met de nieuwbouw samenhangende exploitatielasten dient nog helderheid te worden verkregen. De scheiding van het eigendom van de collectie en het beheer ervan dient nog te worden geregeld.
Met de werving van een nieuwe artistieke directeur is nog niet begonnen. Daarmee dient niet te worden gewacht totdat alle onzekerheden zijn weggenomen. Zodra een besluit over de vernieuwbouw genomen kan worden dient de werving te beginnen. Juist na het besluit zullen immers beslissingen worden genomen die voor de toekomst van het Stedelijk Museum van cruciaal belang zijn. Die betreffen niet alleen de bouw, maar ook de samenstelling van een nieuw managementteam, de nieuwe organisatiestructuur, de toedeling van taken en verantwoordelijkheden na de verzelfstandiging. Voordat de genoemde onzekere processen zijn afgerond, is het opstellen van een beleidsplan door het museum en advisering daarover door de Kunstraad niet mogelijk. De ingediende Beleidsvisie is dan ook niet meer dan een brede verkenning van toekomstige mogelijkheden. Als basis voor oordeelsvorming over de toekomst van het nieuwe Stedelijk Museum is die visie ongeschikt, want te weinig toegespitst op nieuwe (nog niet gekende) feitelijkheden. Er worden verschillende bestaande en nieuwe functies en activiteiten beschreven, maar nog zonder dat wordt aangegeven hoe of op welke termijn het een en ander z’n beslag zal krijgen, en zonder dat een prioritering tussen en binnen de functies wordt gegeven. Een inhoudelijke en een financiële onderbouwing van die activiteiten ontbreken.
Op basis van deze onzekerheden kan en wil de Kunstraad zijn beoordeling van het museum niet funderen. Hij gaat er gaarne vanuit dat zodra voldoende duidelijkheid is verkregen en een daarop gebaseerd plan aan het gemeentebestuur wordt voorgelegd, hij alsnog wordt gevraagd daarover te adviseren. In de tussenliggende periode zou, nadat een gedegen SWOT-analyse van de bestaande collectie, het tentoonstellingsprogramma en de faciliteiten is gemaakt, op korte termijn wel beleid moeten worden geformuleerd op het gebied van het collectioneren en tentoonstellen, met duidelijke relaties naar de overige functies van het museum. Reeds nu kan worden ingezet op een collectiefunctie die steviger dan voorheen verankerd is in de organisatie. Voorkomen moet worden dat eventuele tegenvallende resultaten in het tijdelijke onderkomen en in het nieuwe Stedelijk Museum (of hoger uitgevallen gebouwgebonden lasten) opnieuw ten koste gaan van het beheer en de ontsluiting van de collectie. Gecombineerd met een onderbouwde omschrijving van de bestaande en gewenste publiekssamenstelling en een vergelijking met instellingen in het buitenland, kunnen daaruit prioriteiten volgen met betrekking tot het tentoonstellings- en collectiebeleid, alsmede voor een doelgericht marketingbeleid.
Aan de noodzaak van de beoogde ontmoetings- en debatfunctie wordt sterk getwijfeld, omdat dit geen kernfunctie is van een toonaangevend museum. Immers, als de tentoonstellingen voldoende discussie veroorzaken, hoeft het museum daar geen nadruk op te leggen. Zijn eerste taak is het bewaren en ontsluiten van de collectie, alsmede het organiseren van tentoonstellingen. Gegeven de grote achterstanden in het beheer en de ontsluiting van de collectie, ontbreekt het voor uitbreiding daarvan noodzakelijke zicht op eventuele hiaten. Zonder een artistiek directeur ontbreekt bovendien de voor die oordeelsvorming noodzakelijke expertise.
Om deze redenen wordt, mede onder druk van de binnen het kunstenplanbudget te realiseren bezuiniging, geadviseerd het aankoopbudget van het Stedelijk Museum voor de duur van deze planperiode terug te brengen tot € 589.000. Het huidige exploitatiebudget is niet toereikend voor de kosten van de tijdelijke locatie op de Oosterdokskade en die van de locatie op het industrieterrein Sloterdijk – daarvoor zijn incidenteel aanvullende kredieten verstrekt. Dat is reden om in afwachting van de gevraagde plannen van het Stedelijk Museum te adviseren de bijdrage vooralsnog op het huidige niveau te handhaven, behoudens de vermindering van het aankoopbudget voor deze planperiode.
Reeds nu wordt daarbij aangetekend dat voor de verhoogde exploitatielasten na de opening van het vernieuwde en uitgebreide museum, geen additionele dekking gevonden kan worden binnen het budget dat voor het kunstenplan beschikbaar is. De Kunstraad is bovendien van mening dat het belang van het museum de grenzen van Amsterdam ver overschrijdt. Uit de beslissing van de Tweede Kamer mag worden afgeleid dat die mening ruim wordt onderschreven. De aanstaande wijziging in de organisatiestructuur zou het museum kunnen aangrijpen om de mogelijkheden van andere financieringsbronnen te verkennen, waaronder financiering door de rijksoverheid.
Subsidie
peiljaar: € 10.230.000
gevraagd: € 10.230.000
geadviseerd: € 9.830.000
mutatie: – € 400.000
Toneelgroep Amsterdam
Toneelgroep Amsterdam (TA) is als huisgezelschap vast verbonden aan de Stadsschouwburg Amsterdam. Het is het enige gezelschap in Nederland dat grootbezette stukken uit het wereldrepertoire kan brengen. TA ziet als kerntaak: de productie van groot gemonteerd repertoiretoneel en cross-overvoorstellingen in de grote zaal van de Stadsschouwburg. Daarbij gaan traditie en vernieuwing hand in hand.
Terugblik
Met zijn regie van The Massacre at Paris maakte Ivo van Hove bij zijn aantreden als artistiek leider een statement over de koers die het gezelschap onder zijn leiding zou inslaan. TA brengt multidisciplinair theater dat geïnspireerd is op nieuwe ontwikkelingen in de massacultuur en de actualiteit. In een combinatie van verschillende disciplines zoekt TA naar een nieuwe theatertaal, waarin ook de maatschappij buiten het theater weerklinkt. Die nieuwe theatertaal werd – op uitnodiging – geformuleerd door kunstenaars uit andere disciplines. Zo regisseerden Aernout Mik, Emio Greco, Cyrus Frisch en Wim Vandekeybus voorstellingen bij TA.
Het spelen van nieuwe toneelteksten is een essentieel onderdeel van hetbeleid. Vanuit de gedachte dat theater zonder nieuwe teksten dood is, gaf TA schrijfopdrachten aan Stefan Hertmans, Hafid Bouazza, Oscar van den Boogaard, Peter Verhelst, Gerardjan Rijnders, Charles Mee en Richard Maxwell. Hierdoor vonden zes nieuwe theaterteksten hun weg naar het grote podium.
In de voorstellingen zoekt TA altijd naar parallellen met de actualiteit: in Othello zaten terloopse verwijzingen naar de Golfoorlog; Con Amore, appelleerde aan het positieve levensgevoel van een jonge generatie, in Macbeth maakten zakelijk instinct en machtswellust de hardheid van onze tijd tastbaar en De koopman van Venetië centreerde zich rond de macht van het geld. Laatstgenoemde voorstelling werd geregisseerd door de jonge Ola Mafaalani. TA is een groot voorstander van de samenwerking met jonge regisseurs. De educatieve afdeling van TA ontwikkelde een aantal projecten waardoor middelbare scholieren in aanraking zijn gebracht met TA en haar manier van werken.
Plannen
Toneelgroep Amsterdam wil zich nadrukkelijk in Amsterdam manifesteren. Nog meer dan in de huidige kunstenplanperiode zal het gezelschap zich op de stad richten, met de Stadsschouwburg als basis. Tot 2007 speelt TA in de grote zaal 95 voorstellingen per seizoen. Daarna, na de opening van de nieuwe zaal, wordt het aantal voorstellingen bijna verdubbeld tot 180. Daarvan spelen er 115 in de nieuwe zaal en in de grote zaal.
De nieuwe zaal biedt de mogelijkheid om, in een intensievere samenwerking met de Stadsschouwburg en de Melkweg, tot een uitgebalanceerd artistiek profiel en gezamenlijke ontwikkeling van spannend aanbod te komen. De onderlinge chemie tussen de Stadsschouwburg, de Melkweg en TA moet daarbij iets extra’s opleveren.
Inhoudelijk gaat TA verder op de ingeslagen weg: herinterpretaties van klassieken, modern repertoire en cross-overvoorstellingen. Elk jaar zal TA vijf nieuwe producties uitbrengen. Afhankelijk van de artistieke eisen zullen die in de bestaande of nieuwe zaal spelen. Ivo van Hove doet jaarlijks van twee stukken de regie. Hij gaat een serie voorstellingen regisseren waarin het huwelijk centraal staat. Ook staan stukken van Tsjechov en Molière op het programma. Ola Mafaalani en Olivier Provily – twee regisseurs met wie TA een langdurige verbintenis is aangegaan – zullen regies doen, daarnaast wil TA om de anderhalf jaar een internationale gastregisseur uitnodigen.
Verder gaat TA jaarlijks een grootschalige coproductie met het Publiekstheater uit Gent realiseren. Wim Vandekeybus gaat opnieuw aan de slag met acteurs van TA en met dansers van zijn eigen gezelschap, Ultima Vez. Ivo van Hove zal een muziektheaterproductie maken op basis van het werk van Monteverdi en in 2007 is Michel van der Aa te gast. Er zijn concrete plannen om met Het Nieuw Ensemble een opera voor acteurs te ontwikkelen. Concentratie in planning en programmering moeten TA duidelijk zichtbaar maken op het Leidseplein. TA denkt eraan om in blokken van vier keer drie weken te spelen. Dat biedt de mogelijkheid om succesvolle voorstellingen te verlengen, en voorstellingen die minder goed lopen te vervangen door andere, succesvollere producties.
TA wil het ensemble uitbreiden van 20 naar 25 acteurs om flexibel te kunnen programmeren, voorstellingen langer op het repertoire te houden en niet meer afhankelijk te zijn van de beschikbaarheid van freelance acteurs. Tamtam, sinds 2002 een terugkerend project van drie weken in samenwerking met de Stadsschouwburg en de Melkweg, wordt voortgezet. In de rest van het land zal TA aanwezig zijn met een selectie voorstellingen en activiteiten waarmee het gezelschap zich eerder in eigen stad heeft geprofileerd.
Een nieuw reisbeleid – dat in samenwerking met de schouwburgen gestalte krijgt – moet de versnippering van nu in de toekomst gaan voorkomen. Eveneens nieuw is het voornemen voor TA2, een platform voor permanent onderzoek en ontwikkeling. Samenwerking met andere artistieke partners zal uitmonden in voorstellingen op voor TA nieuwe locaties in de stad. Zo kan bijvoorbeeld het project met Michel van der Aa worden uitgebracht in samenwerking met Het Muziekgebouw. Ook zouden sommige producties in buurttheaters of in Carré kunnen spelen.
TA zet het educatiebeleid voort en zal de band met de Amsterdamse Theaterschool verstevigen. Bij de internationale werkzaamheden ligt de nadruk op het naar Nederland halen van internationaal talent.
Advies
Ivo van Hove is momenteel een van de weinige regisseurs die grotezaalproducties maakt. Hij heeft een netwerk waaruit rijkelijk geput kan worden voor bijzondere vormen van samenwerking. Van Hove maakt keuzes die gedurfd en spannend theater (kunnen) opleveren. Er zijn spelers die met plezier met Van Hove werken, maar een aantal acteurs heeft problemen met de regisseur. Ook andere medewerkers in het bedrijf vinden de samenwerking met hem moeilijk. Het artistieke beleid van Van Hove staat wat de Kunstraad betreft niet ter discussie.
De Kunstraad heeft wel vragen bij het directoraat over het gezelschap. Het blijft opmerkelijk dat het bestuur van TA de zware dubbelfunctie van Van Hove (artistiek leider TA en directeur van het Holland Festival) heeft goedgekeurd. Ook het ontbreken van een scheiding tussen het zakelijk en artistiek leiderschap is onwenselijk. De Kunstraad vindt dan ook dat het bestuur van het gezelschap de huidige samenvoeging van deze functies weer ongedaan zou moeten maken.
De subsidieaanvraag, afkomstig van het eerste toneelgezelschap van het land, stelt ietwat teleur, gezien de energie van TA en z’n artistieke uitgangspunten. De aanvraag is niet al te overzichtelijk als gevolg van de vele herhalingen van voornemens en de Kunstraad mist een evaluatie van de afgelopen (subsidie)periode. De Kunstraad bespeurt duidelijk een drang naar steeds meer en groter, echter, de inhoudelijke onderbouwing daarvoor ontbreekt. De Kunstraad waardeert het gastheerschap van TA zoals bij een inhoudelijk initiatief als Tamtam vanwege de kadrering rond de voorstellingen: de debatten, de randprogrammering, het toneelbordeel en dergelijke.
Ondanks zijn kritiek ziet de Kunstraad genoeg reden om zijn vertrouwen voor de komende vier jaar in het gezelschap uit te spreken. Met de artistieke kwaliteiten van Van Hove, de toekomstige nieuwe zaal, de huidige schouwburgdirecteur en de goede relatie tussen TA en de Stadsschouwburg zijn er genoeg voorwaarden voor een spraakmakend toneelaanbod op het Leidseplein. De plannen voor TA2 lijken interessant, maar TA2 zou binnen het bestaande budget gerealiseerd moeten worden.
De Kunstraad kan de gevraagde subsidieverhoging rechtstreeks terugvoeren op uitbreiding van het tableau, verruiming van de budgetten voor educatie, marketing en publiciteit, uitbreiding van de techniek voor de nieuwe zaal en de begrotingsadviezen van de VNT. De Kunstraad ondersteunt deze wensen echter niet, en vindt de adviezen van de VNT niet stroken niet met de begrotingsinrichtingseisen van de gemeente.