Lang leve Arts! Presentatie Fair Practice Code
Het is tijd voor een omgekeerde Zijlstra-regeling. Tijdens de presentatie van de Fair Practice Code op 3 oktober 2017, constateerde AKr-voorzitter Felix Rottenberg dat de rekening van de draconische bezuinigingen uit 2011 met name terecht is gekomen bij de individuele kunstenaar. De Amsterdamse Kunstraad komt eind oktober 2017 met de Culturele Investeringsrekening, een advies over noodzakelijke investeringen in cultuur voor de stad.
Anne Breure, directeur van het Veem en lid van het Transitiebureau, schetste aan het begin van de avond de ontstaansgeschiedenis van de Fair Practice Code. De gesprekken over de waarden in de cultuur sector begonnen 2 jaar geleden. Er werd ook gekeken naar best practices in het buitenland en dat leidde uiteindelijk tot de nu opgestelde code. Hierin zijn vijf waarden verankerd: solidariteit, vertrouwen, diversiteit, duurzaamheid en transparantie. Breure benadrukte dat de Code nog in ontwikkeling is en sprak van versie 1.0. De Code is bedoeld als een intentieverklaring en als praktisch instrument. Werkgevers en -nemers kunnen hiermee toetsen of de waarden terug te zien zijn in hun beleid en praktijk.
Breure overhandigde de Fair Practice Code aan demissionair minister Jet Bussemaker. Daarna ging het publiek, een zaal vol kunstenaars, beleidsmakers en medewerkers van presentatie- en productie instellingen uit verschillende kunstsectoren, in conclaaf om de eerste versie van de code te bespreken.
De vraag is hoe de code tot verbetering van de arbeidsomstandigheden voor makers in de sector kan leiden. Felix Rottenberg sprak over het creëren van een klimaat waarin makers beter betaald worden. Wat de kunstraad betreft kan de Fair Practice Code opgenomen worden als voorwaarde in het kunstenplan, net als de Code Culturele Diversiteit nu een voorwaarde is voor de landelijke BIS. Rottenberg gaf aan dat het noodzakelijk is de Code concreet te maken. Wat is goed opdrachtenbeleid? Hoe kunnen instellingen startersbeurzen en stipendia in het leven roepen?
Als opmaat naar het advies van de kunstraad dat eind van de maand verschijnt, vertelde Rottenberg dat Amsterdam minder uitgeeft aan cultuur dan Den Haag, Utrecht, Rotterdam en Groningen. Dat bevreemde hem, dit is anders dan hij verwacht had. Amsterdam moet haar zelfbeeld bijstellen om cultureel koploper te blijven. De groei van het aantal binnen- en buitenlandse bezoekers, vraagt om een hartstochtelijke inzet voor culturele voorzieningen, aldus Rottenberg.
Rottenberg besloot zijn betoog met een terugblik. Er is, zoals iedereen weet, sinds 2013 structureel 200 miljoen op de kunsten bezuinigd. Uit onderzoek is gebleken dat het aanbod in de zalen en musea afgelopen periode nauwelijks is gedaald. De rekening daarvan is niet terechtgekomen bij de gebouwen of het onderhoud, en niet of slechts ten dele bij de vaste staf. Die rekening is terecht gekomen bij de individuele kunstenaar die geen vuist kan maken tegen betere arbeidsvoorwaarden, omdat er 10 anderen klaar staan de opdracht tegen een lager tarief uit te voeren. ‘Daarom is een code voor een eerlijke vergoeding voor makers, kunstenaars en artiesten enorm belangrijk. De solidariteit moet terugkeren in de cultuursector,’ stelde Rottenberg, ‘Het is tijd om de zaken om te draaien. Het is toch op zijn minst ironisch te noemen dat de laatste vier letters van Zijlstra’s naam omgekeerd het woord arts vormen. Lang leve arts!’