Verslag werksessie cultuureducatie musea
Op vrijdag 8 september organiseerde de kunstraad een werksessie met als onderwerp cultuureducatie in musea.
Vicevoorzitter Paulette Smit, tevens voorzitter van de commissie Cultuureducatie, leidt de ochtend in met de centrale vraag: Welke rol hebben Amsterdamse musea als het gaat om cultuureducatie voor alle bewoners van Amsterdam? Belangrijke deelonderwerpen zijn inclusiviteit (publiek en aanbod) en mediawijsheid. Educatiemedewerkers van verschillende Amsterdamse musea discussiëren mee en informeren de kunstraad over de cultuureducatiepraktijk. Drie externe sprekers leiden de deelonderwerpen in.
Vakmanstad en 21st century skills
Na een performance van dichter Gershwin Bonevacia
spreekt Henk Oosterling, ruim 30 jaar verbonden als universitair hoofddocent Filosofie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, over zijn stichting Rotterdam Vakmanstad. Oosterling beoogt een brede vorm van educatie, waarin leerlingen de 21st century skills worden bijgebracht. Het huidige onderwijs is gestoeld op negentiende-eeuws denken en dus niet aangepast aan het leven in de 21e eeuw. Er moet aandacht zijn voor de eco-sociale cirkel waarin we leven; leerlingen moeten zich bewust worden van de keten waar zij deel van zijn. In het digitale tijdperk zijn veel processen onzichtbaar geworden. De lessen judo, filosofie, koken, ecologie en tuinieren die Vakmanstad op scholen verzorgt, maken verschillende processen weer zichtbaar en brengen leerlingen verantwoordelijkheid en empathie bij.Volgens Oosterling moeten allereerst de Pabo’s veranderen, waardoor toekomstige leraren hun leerlingen eco literacy en media literacy bij kunnen brengen.
Samenwerken in netwerken
Musea zouden wat Oosterling betreft gebruik moeten maken van de infrastructuur om scholen heen, waardoor zij integraler samenwerken met scholen.
Een voorbeeld hiervan in Rotterdam zijn musea die een arrangement organiseren voor de brede vakantiescholen. In Rotterdam worden in een aantal probleemwijken brede vakantiescholen georganiseerd, leerlingen uit deze wijken volgen in de laatste weken van de zomervakantie een programma van activiteiten. Ook museumbezoek maakt deel uit van het programma van de vakantiescholen.Na het spreken over opereren in netwerken nuanceert een medewerker van Eye dat musea leerlingen wel echt in het museum willen ontvangen en dat een fysiek bezoek belangrijk is. Er wordt gezamenlijk geconcludeerd dat museumbezoek in de jaarplanning van scholen moet worden opgenomen.
Mediawijsheid
Het gesprek komt op de relevantie van musea op scholen en leerlingen. Oosterling stelt dat musea moeten focussen op beeldcultuur, door iconische kunstwerken te koppelen aan het alledaagse worden zij belangrijk voor het onderwijs en de leerlingen.
De deelnemers spreken over mediawijsheid. Wat Oosterling betreft gaat mediawijsheid niet alleen over de consumptieve kant. Hij hanteert een bredere definitie van media, naast social media en computers horen daar ook analoge media bij. Centrale vraag is: wat doen wij met die middelen en wat doen die middelen met ons? Met Vakmanstad wordt mediawijsheid geïntegreerd in de techniekleerlijn. In groep 1 beginnen leerlingen al met techniek, dat begint met het bouwen met LEGO. In de eerste klas van het VMBO maken leerlingen zelf televisieprogramma’s in een mediawerkplaats. De programma’s worden uitgezonden op de lokale zender Open Rotterdam. Scholieren leren daarmee interviewen maar ook de technische kant van media. Hierdoor begrijpen zij als ze zelf televisie of Youtube kijken welke keuzes er vooraf zijn gemaakt.
#Rewritetheinsitute
Schrijver Simone Zeefuik zet zich in voor het dekolonialiseren van musea. Verwijzend naar Nina Simone stelt zij: How can you be an institute and not reflect the times?
Voor musea begint deze verandering bij de manier van presenteren en de beschrijvingen op de tekstbordjes. Door veel musea wordt een koloniaal beeld geschetst van een land, of zelfs een heel continent, waar de bewoners zich niet in herkennen. Als voorbeeld noemt zij het Afrika Museum in Berg en Dal dat in het buitenmuseum een Afrikaans dorp heeft nagebouwd. De nadruk ligt wat Zeefuik betreft op het beeld dat Westerlingen van Afrika hebben, waarom wordt er niet getoond hoe het moderne leven in een Afrikaanse stad als Nairobi is? Een ander voorbeeld van koloniaal perspectief in musea is het gebrek aan aandacht voor de periode voor de westerse kolonisatie. Alsof er voor dat moment niets gebeurde in het land.
Zeefuik benadrukt dat Amsterdam een stad is die zich graag profileert met zijn tolerantie, maar de rijkdom van de stad is volkomen losgezongen van de bron van deze rijkdom: het slavernijverleden. Het toppunt hiervan is dat geïnteresseerden kunnen trouwen op een (replica van een) VOC schip bij het Scheepvaartmuseum.
Voorheen Witte de With
Er wordt gediscussieerd over het hernoemen van straten, pleinen en instituten die zijn vernoemd naar de ‘zeevaarders’. Verstoppen we ons pijnlijke verleden niet als we de namen uit de openbare ruimte wissen? Volgens Zeefuik is het geen kwestie van uitwissen maar gaat het om het stoppen met een eerbetoon geven aan het koloniale verleden in het dagelijks leven. Daarnaast moet er op scholen worden les gegeven over dit verleden. Voorbeeld van hoe de geschiedenis wel benoemd moet zijn de Black Heritage Tours. Een ander initiatief is de Black Archives, een archief van boeken vanuit zwarte (en andere vaak onderbelichte) perspectieven.
Verschillende musea worstelen met het inclusiever maken van de organisatie. Oosterling ziet ook hier een rol voor educatie. Het Rijksmuseum sluit zich hierbij aan en vertelt over een programma waarin leerlingen kennis te laten maken met de verschillende functies in musea.
Desgevraagd door moderator Guikje Roethof stelt Simone Zeefuik dat zij van mening is dat er zowel een apart museum voor het slavernijverleden in Amsterdam zou moeten komen, als dat de musea afzonderlijk ‘hun werk moeten doen’ om te dekolonialiseren. Zij noemt het Joods Historisch Museum als voorbeeld. Vanwege de Joodse gemeenschap in Amsterdam is er een speciaal museum, maar de Joodse geschiedenis en kunst is ook in andere musea te zien. Wat Zeefuik betreft gaat het creëren van een diverser beeld ook om het tonen van een zwarte uitvinder bij Nemo, zonder dat huidskleur daarbij wordt benadrukt.
History is a battlefield
Francois Zabbal, hoofdredacteur van tijdschrift Quantara en werkzaam bij het Institut du monde Arabe in Parijs, vertelt over zijn ervaringen in een museum waarin ‘de ander’ wordt getoond en de polemiek die daarbij hoort. Het Institut werd opgericht in de jaren tachtig van de vorige eeuw om de Arabische landen (die tevens meebetalen aan de organisatie) te representeren in Frankrijk en de culturele banden te versterken. Bij het samenstellen van tentoonstellingen wordt veel samengewerkt met musea in de Arabische landen, alsmede met verschillende Franse musea. Een van de terugkerende vragen bij het maken van de tentoonstellingen is: welke geschiedenis en welk perspectief laat je zien? En aan welke verhalen kan het gekoppeld zodat het aantrekkelijk is voor een groot publiek? Zabbal memoreerde aan een tentoonstelling over Syrië in 1992, het gedeelte over de antieke oudheid, waarin ook een relatie met de Bijbel werd gelegd, vormde een groot succes. Voor de Islamitische kunst was echter nauwelijks belangstelling.
Zabbal benadrukt de kracht van het tonen van de uitwisseling tussen verschillende culturen, die veel verder terug gaat dan de twintigste eeuw. Verschuif de aandacht van migratie naar bijvoorbeeld de wetenschap in de dertiende eeuw, hiermee geeft het instituut schoolkinderen met een Arabische achtergrond iets om trots op te zijn. Zabbal concludeert ‘history is a battlefield’, zowel in de klas als in de maatschappij. Een belangrijke rol is dus weggelegd voor de leerkrachten.
Zabbal noemt Mucem (Museum of European and Mediterranen Civilizations) in Marseille als positief voorbeeld. Dit museum maakt tentoonstellingen die de verschillende culturen overstijgen en juist overeenkomsten tonen.
Diversiteit van het publiek
Het Institut du monde Arabe trekt verschillende doelgroepen aan: kunstliefhebbers die ook de andere musea bezoeken, Fransen en tweede en derde generatie migranten.
Volgens Simone Zeefuik is de Arabische voice voelbaar in het instituut, onder meer omdat de content naast in het Frans en Engels ook in het Arabisch wordt aangeboden. Dit is in Nederlandse musea niet aan de orde. Henk Oosterling vult aan dat dit ook een gevolg is van het integratiebeleid: migranten moeten eerst Nederlands leren. Er wordt gesproken over welke curatoren geschikt zijn om welk verhaal te vertellen en welke doelgroep aan te spreken.Praktijk versus beleid
Katja Weitering, lid van de kunstraad en voorzitter van de commissie Musea, vraagt de deelnemers van de werksessie hoe zij omgaan met de constatering van Paul Collard van het overaanbod aan cultuureducatieprogramma’s. En: welke rol speelt de doelgroep bij de totstandkoming van de educatieprogramma’s? Gaan de musea in gesprek leerlingen?
Het Amsterdam Museum licht toe dat het educatieaanbod de afgelopen jaren is veranderd. De verschillende programma’s worden verdeeld ingezet over de locaties en richten zich op verschillende doelgroepen. Het Stedelijk Museum kan zich vinden in de stelling van Oosterling dat musea moeten aansluiten bij de infrastructuur van scholen: door een samenwerking met Aslan hopen zij scholieren in Amsterdam-West directer te bereiken.
Vanuit Hyperion College komt de vraag in hoeverre de instellingen de ruimte hebben om in te spelen op individuele trajecten van leerlingen. Nemo licht toe deze vraag van leerlingen niet aan te kunnen. Eye vult aan dat er vanuit de gemeente als subsidieverstrekker richtlijnen worden meegegeven over het aantal leerlingen dat de musea moeten bereiken. Wanneer deze prestatiedoelen behaald moeten worden, is het onmogelijk om ook op individuele vragen van leerlingen in te gaan.
Moderator Guikje Roethof dankt alle aanwezigen en rondt de werksessie af.