Brooklyn Museum
De Cultuurmissie wordt zaterdagmiddag afgesloten café The Norm van het Brooklyn Museum. Adjunct-directeur Eric Hagmueller is zo aardig om mij nu alvast wat achtergrondinformatie over het museum te geven.
Op dinsdag is het museum dicht. The Norm oogt als een bedrijfskantine tussen twee maaltijden. De stoeltjes maken een akelig geluid als je over de granieten vloer voor of achteruit schuift. Toch is het spannendste verhaal over het museum, het ontstaan van het gebouw. Hier in Brooklyn moest een Amerikaanse droom worden waargemaakt. Hier moest het grootste museum ter wereld verrijzen. Groter dan het British Museum en groter dan het Louvre. Om dit te bereiken werd het architectenbureau McKim, Mead & White ingeschakeld, dat toonaangevend was rond 1900. ‘We mogen blij zijn dat het niet afgemaakt is,’ zegt Hagmueller haast verontschuldigend. ‘ De subsidie die Brooklyn Museum van de stad ontvangt (ongeveer 5 miljoen dollar per jaar) gaat volledig op aan het onderhoud van dit schitterende gebouw.
Met Hagmueller loop ik door de lege, halfdonkere gangen en tentoonstellingszalen naar de hal. We praten over de architect Stanford White die in de daktuin van zijn eigen Madison Square Garden is vermoord door de echtgenoot van Nesbit, een (zeer) jeugdige schone waar White een liefdesrelatie mee had gehad. Dan staan we stil bij wat de mooiste, grootste, lege ruimte is die ik ooit heb gezien. We zijn in het hart van het museum. Het licht filtert door een schitterende, glazen koepel op een neoklassiek vloermozaïek. Het is overdonderend, maar volgens Stanford White hadden er nog 5 van deze zalen bij gemoeten en nog drie grotere koepels in het midden. De ingang zou aan de kant van de botanische tuin komen waar de bezoeker via een laan naar de ingang zou lopen onder een haag van kersenbomen.
Die tijden van ongebreidelde financiële mogelijkheden zijn voorbij. Vandaag de dag heeft Brooklyn Museum moeite de eindjes aan elkaar te knopen. De Bloomberg Foundation is een vaste contribuant, evenals een Squarespace, een bouwer van websites. De rest van de inkomsten moet komen uit kaartverkoop en daar zit een probleem. Musea die door de stad gesubsidieerd worden mogen geen entree heffen. Ze hanteren daarom een ‘aanbevolen toegangsprijs’. Brooklyn Museum adviseert bezoekers 16 dollar te geven, het Metropolitan Museum hanteert een streefbedrag van 25 dollar. In de praktijk betekent dit dat Brooklyn Museum (dat gericht is op de lokale bevolking) gemiddeld 5 dollar per bezoeker aan inkomsten heeft en het Metropolitan Museum 10 dollar. Te weinig om te voorzien in de vaste lasten.
De gesubsidieerde musea zijn al op hun vingers getikt omdat het richtbedrag bij de kassa te zeer als vaste toegangsprijs vermeld stond. Ze proberen nu meer inkomsten uit kaartverkoop te krijgen door entree te vragen voor bijzondere tentoonstellingen en door jaarabonnementen op het museum te verkopen die tevens recht geven op extra service (niet in de rij staan, korting op het parkeren en korting in het restaurant). Hagmueller is benieuwd hoe onze musea gefinancierd worden en verbaast zich er over dat niet iedereen staat te juichen wanneer zalen, hallen of gangen naar een mecenas worden vernoemd. Zelf poseert hij graag bij de lijst met gevers in de hal van zijn museum.