AMS is thuis in de Big Apple
’s Ochtends al vroeg op pad naar een workshop in Brooklyn van de New York Foundation for the Arts (NYFA) en het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK). Beker koffie in de hand, oordopjes in, platte stappers onder een rok en op weg naar de subway. De AKr heeft in het geheel geen moeite met het ritme in deze stad en dat geldt zo te zien voor de hele delegatie.
Build your arts business luidt de oproep op de website van de NYFA in wiens kantoor wij te gast zijn. Hun eigen pitch komt niet sterk over. Executive director Michael Royce slikt de helft van zijn zinnen in en David Terry, directeur en curator van beurzen en tentoonstellingen, leest de teksten van zijn presentatie op terwijl ze ook op het scherm te zien zijn. Daarna komt Clayde Menso. De directeur van het AFK heeft studenten van de filmacademie gevraagd een filmische impressie te maken van kunst in Amsterdam, wat een goede, uitstekend gemaakt collage heeft opgeleverd.
Wij Amsterdammers hebben NYC best wat te bieden. Niet in de laatste plaats omdat onze overheid nog steeds een belangrijk deel van de financiering voor zijn rekening neemt. Het AFK heeft een jaarlijks budget van ongeveer 30 miljoen, vertelt Menso. Dat staat gelijk aan het bedrag in dollars dat NYFA tussen 1985 tot 2016 heeft . Voor de NYFA is het elk jaar opnieuw een gevecht het budget bij elkaar te schrapen. De NYFA doet dan ook voortdurend onderzoek naar de waardering voor cultuur. Hoewel Amerikanen in de afgelopen jaren meer zijn gaan geven, is er steeds minder geld voor cultuur, legt David Terry uit. ‘Donoren hechten meer belang aan sociale doelen zoals zorg en onderwijs.’
De discussie rond de thema’s impact, influence en inclusiveness wordt gevoerd door een panel dat deels uit Amerikanen en deels uit Amsterdammers bestaat, waarbij ik Ruth Mackenzie, de Britse artistiek directeur van het Holland Festival, voor het gemak maar even in ons team zet. Het levert veel vergezichten op en weinig praktische ideeën. Wat dat betreft word ik een paar uur later beter bediend bij een sessie om de hoek in het Mediacentre van New York (een incubator voor startups in de culturele sector), waar over culture + tech wordt gesproken.
Welke nieuwe digitale snufjes zijn er en wat kunnen we ermee? Een belangrijke vraag voor Amsterdamse instellingsdirecteuren, die ik toevallig tijdens de koffiepauze bespreek met Maarten van Boven, directeur van Muziekgebouw aan het IJ en Karin van Gilst, directeur van het Stedelijk. Het panel heeft een hoog nerds-gehalte. ‘What would Disney do?’ is in navolging van de bestseller ‘What would Google do?’ de hamvraag. Game designer Nick Fortugno van Playmatics deed een opdracht voor Disney en kwam er achter dat de pretparkgigant de techniek vooral inzet voor praktische problemen. Het kinderparadijs is zo vol dat bezoekers voor attracties in de rij moeten staan. ‘Dus ze willen een game die het wachten veraangenaamt,’ legt Fortugna uit. Een app kan ook handig zijn om bezoekers op de nooduitgangen te wijzen, de dichtstbijzijnde wc et cetera.
‘Als je bij de technologie begint, ben je waarschijnlijk veel te veel geld kwijt voordat je uitkomt op wat je nodig hebt,’ geeft strategisch ontwerper Nathan Adkisson toe, maar hij ziet wel mogelijkheden. Een groot deel van de bevolking heeft geen belangstelling voor eigentijdse kunst of over traditionele concerten, de drempels zijn eenvoudig te hoog. Adkisson vindt dat je de technologie moet inzetten om in het museum betekenislagen toe te voegen. Is dat een taak voor software developers? De heren kijken elkaar aan. Echt interessante tours zoals Museumhack.com, zijn verzonnen door theatermakers.
‘Musea moeten minder digitaal gaan werken,‘ stelt Shannon Darrough, senior media developer voor het MoMa. ‘Concentreer je op je kerntaak en doe dat goed. Maak je collectie digitaal toegankelijk. Je kunt social media inzetten om meer publiek te trekken, maar laat je niet afleiden door alle technologische mogelijkheden van Virtual Reality of artificial intelligence.’ Het is precies wat directeur van Stedelijk Museum Amsterdam een uur eerder tegen me zei in de koffiepauze. Er is een tijdverschil van zeven uur tussen A’dam en de Big Apple, maar de cultuurmanagers die mee zijn op deze reis, zetten hier de klokken gelijk met hun New Yorkse collega’s.